Uitspraak
20.2678 PW
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- veroordeelt het college in de kosten van appellant tot een bedrag van € 1.496,-;
- wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade af.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Oost-Brabant. De appellant, die bijstand ontvangt op basis van de Participatiewet, had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor de kosten van een identiteitskaart en een mobiele telefoon. De aanvraag werd afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Helmond, omdat de kosten als incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan werden beschouwd, die uit het inkomen moeten worden bestreden. De appellant stelde dat hij de identiteitskaart en de mobiele telefoon onverwacht was kwijtgeraakt en dat hij niet had kunnen voorzien dat hij voor vervanging moest sparen. De Raad oordeelde echter dat, ondanks de omstandigheden, niet was aangetoond dat gespreide betaling achteraf geen optie was voor de appellant. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank, maar met verbetering van gronden, en oordeelde dat de kosten voor bijzondere bijstand niet toekomen aan de appellant. Tevens werd het college veroordeeld in de proceskosten van de appellant tot een bedrag van € 1.496,- en werd het griffierecht van € 178,- vergoed.