ECLI:NL:CRVB:2021:1851

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
27 juli 2021
Publicatiedatum
28 juli 2021
Zaaknummer
21/912 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de Centrale Raad van Beroep in hoger beroep tegen uitspraak voorzieningenrechter

In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. I. Car, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam, die op 2 maart 2021 een verzoek om een voorlopige voorziening had afgewezen. De Centrale Raad van Beroep heeft op 27 juli 2021 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het hoger beroep werd behandeld. De Raad heeft vastgesteld dat volgens artikel 8:104, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geen hoger beroep kan worden ingesteld tegen een uitspraak van de voorzieningenrechter. De Raad heeft verder overwogen dat er in uitzonderlijke gevallen, zoals bij evidente schending van fundamentele rechtsbeginselen, mogelijk ruimte is voor een appèl, maar heeft geconcludeerd dat appellante geen gronden heeft aangedragen die deze doorbreking van het appèlverbod rechtvaardigen. De Raad onderschrijft het oordeel van de voorzieningenrechter en verklaart zich onbevoegd om van het hoger beroep kennis te nemen. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en belanghebbenden kunnen binnen zes weken verzet aantekenen tegen deze beslissing.

Uitspraak

21.912 PW

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam van 2 maart 2021, 21/585 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam (college)
Datum uitspraak: 27 juli 2021
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. I. Car, advocaat, hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak, waarbij met toepassing van artikel 8:84, eerste en tweede lid, van de Awb is beslist op het verzoek om een voorlopige voorziening van appellante.
De voorzieningenrechter heeft bij uitspraak van 30 april 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:992, het door appellante ingediende verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening hangende dit hoger beroep afgewezen.

OVERWEGINGEN

1. In artikel 8:104, tweede lid, aanhef en onder d, van de Awb is bepaald dat tegen een uitspraak van de voorzieningenrechter als bedoeld in artikel 8:84, eerste lid, van de Awb geen hoger beroep kan worden ingesteld.
2. Voor kennisneming van een appèl in weerwil van de onder 1 genoemde bepaling kan grond bestaan, indien sprake is van evidente schending van eisen van een goede procesorde dan wel van fundamentele rechtsbeginselen, zodanig dat van een eerlijk proces geen sprake is.
3. De Raad ziet in wat appellante naar voren heeft gebracht geen grond voor het oordeel dat doorbreking van het appèlverbod gerechtvaardigd is. Het (voorlopige) oordeel van de voorzieningenrechter, zoals weergegeven in de hiervoor genoemde uitspraak van 30 april 2021 onder rechtsoverwegingen 4.6 en 4.7, wordt onderschreven en tot de zijne gemaakt. Volstaan wordt in dit geval met verwijzing naar deze uitspraak.
4. Uit 1 tot en met 3 volgt dat de Raad kennelijk onbevoegd is om van het door appellante ingestelde hoger beroep kennis te nemen, zodat zonder verder onderzoek wordt beslist zoals hierna is aangegeven.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart zich onbevoegd.
Deze uitspraak is gedaan door E.C.R. Schut, in tegenwoordigheid van M. Zwart als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 27 juli 2021.
(getekend) E.C.R. Schut
(getekend) M. Zwart
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.