ECLI:NL:CRVB:2021:1833
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en deskundigenrapport in WIA-zaak
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de arbeidsongeschiktheid van appellant, die sinds 2010 met een hersenschudding uitgevallen is voor zijn werk als constructeur. Appellant ontving een loongerelateerde WGA-uitkering op basis van de Wet WIA, maar na een herbeoordeling door het Uwv werd zijn arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 77,21%. Appellant was het niet eens met deze herbeoordeling en heeft hoger beroep ingesteld. De rechtbank Rotterdam had eerder het beroep van appellant gegrond verklaard, maar het Uwv had het bestreden besluit ongegrond verklaard.
De Centrale Raad oordeelde dat de gronden die appellant in hoger beroep aanvoerde grotendeels herhalingen waren van eerdere argumenten. De Raad volgde de rechtbank in haar oordeel dat de bestuursrechter het oordeel van een onafhankelijke deskundige kan volgen als deze overtuigend is. Het deskundigenrapport, dat op 12 september 2016 was uitgebracht door revalidatiearts H.J. Stam, concludeerde dat er geen aanwijzingen waren voor een postcommotioneel syndroom en dat de beperkingen van appellant niet meer medisch objectiveerbaar waren. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en oordeelde dat de subjectieve klachten van appellant niet als uitgangspunt konden dienen voor de beoordeling van zijn arbeidsongeschiktheid.
De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak, wat betekent dat de eerdere beslissing van het Uwv om de mate van arbeidsongeschiktheid op 77,21% vast te stellen, in stand bleef. Tevens werd het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak benadrukt het belang van objectieve medische vaststellingen in de beoordeling van arbeidsongeschiktheid en de rol van deskundigen in dit proces.