ECLI:NL:CRVB:2021:1823
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging loongerelateerde WGA-uitkering na herbeoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. Appellante, die een loongerelateerde WGA-uitkering ontving, had deze uitkering gekregen op basis van 100% arbeidsongeschiktheid na een ziekmelding in 2012. Na een verzoek tot herbeoordeling door de (ex-)werkgever, heeft het Uwv vastgesteld dat appellante minder dan 35% arbeidsongeschikt was, wat leidde tot de beëindiging van haar uitkering per 24 oktober 2017. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar de rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, waarbij zij het medisch onderzoek voldoende zorgvuldig achtte.
In hoger beroep heeft appellante betoogd dat het medisch oordeel van de verzekeringsarts in twijfel moet worden getrokken, vooral met betrekking tot de rol van een brief van haar huisarts. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat de rechtbank terecht geen reden zag om te twijfelen aan het medisch oordeel van de verzekeringsarts. De Raad heeft de argumenten van appellante over de geschiktheid van de functie medewerker tuinbouw verworpen, omdat de arbeidsdeskundige voldoende had gemotiveerd dat de functies geschikt waren, ondanks de allergieën van appellante. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd, wat betekent dat de beëindiging van de WGA-uitkering terecht was.
De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldig medisch onderzoek en de rol van de verzekeringsarts in het vaststellen van de mate van arbeidsongeschiktheid. De Centrale Raad van Beroep heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten, en de beslissing is openbaar uitgesproken.