ECLI:NL:CRVB:2021:1822

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
21 juli 2021
Publicatiedatum
27 juli 2021
Zaaknummer
20/3124 WWAJ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering Wajong-uitkering met terugwerkende kracht in verband met inkomsten uit arbeid

In deze zaak gaat het om de terugvordering van een Wajong-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van appellante, die in de periode van 2 augustus 2016 tot en met 31 augustus 2018 inkomsten heeft genoten uit arbeid zonder dit tijdig te melden. Appellante had in 2014 een Wajong-uitkering toegekend gekregen, maar meldde pas in september 2018 dat zij was gaan werken. Het Uwv herzag de uitkering en vorderde een bedrag van € 5.901,22 terug. Appellante ging in beroep tegen de beslissing van het Uwv, maar de rechtbank verklaarde het beroep ongegrond. Appellante stelde dat het Uwv niet had gecontroleerd op haar inkomsten en dat zij niet verplicht was deze te melden, omdat het Uwv deze gegevens via Suwinet had kunnen achterhalen. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat appellante wel degelijk een inlichtingenplicht had en dat het Uwv het beleid consistent had toegepast. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen dringende redenen waren om van terugvordering af te zien. De uitspraak werd gedaan op 21 juli 2021.

Uitspraak

20.3124 WWAJ

Datum uitspraak: 21 juli 2021
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 24 juli 2020, AMS 19/4044 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. A.L.M. Vreeswijk, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Onder toepassing van artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een onderzoek ter zitting achterwege gebleven, waarna de Raad het onderzoek met toepassing van artikel 8:57, derde lid, van de Awb heeft gesloten.

OVERWEGINGEN

1.1.
Met het besluit van 5 december 2014 heeft het Uwv heeft aan appellante per 27 december 2014 een uitkering op grond van de Wet werk en arbeidsondersteuning (Wet Wajong) toegekend.
1.2.
Op 6 september 2018 heeft appellante aan het Uwv gemeld dat zij met ingang van 1 september 2018 voor 32 uur per week is gaan werken. Uit onderzoek van het Uwv is vervolgens naar voren gekomen dat appellante in de periode van 2 augustus 2016 tot en met 31 augustus 2018 bij meerdere werkgevers heeft gewerkt en inkomen heeft genoten.
1.3.
Met het besluit van 26 november 2018 heeft het Uwv de Wajong-uitkering over genoemde periode in verband met inkomsten uit arbeid herzien. Bij dit besluit heeft het Uwv verder een bedrag van € 5.901,22 van appellante teruggevorderd.
1.4.
Bij beslissing op bezwaar van 17 juni 2019 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar tegen het besluit van 26 november 2018 ongegrond verklaard. Daarbij heeft het Uwv zich op het standpunt gesteld dat appellante niet tijdig dan wel niet op juiste wijze heeft gemeld dat zij in de periode van 2 augustus 2016 tot en met 31 augustus 2018 werkzaamheden heeft verricht. Dat appellante in deze periode onder bewind stond maakt niet dat sprake is van een speciale situatie. Het kon de bewindvoerder redelijkerwijs duidelijk zijn dat zij tijdig aan het Uwv had moeten doorgeven dat appellante arbeid verricht. Het beroep op de zogeheten zesmaandenjurisprudentie slaagt niet, omdat deze niet van toepassing is. Het Uwv is verplicht het onverschuldigd betaalde bedrag terug te vorderen. Van dringende redenen om van terugvordering af te zien is niet gebleken.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Hiertoe heeft de rechtbank overwogen dat het Uwv bij een teveel ontvangen uitkering wettelijk gehouden is om het teveel ontvangen bedrag terug te vorderen. Daarbij speelt verwijtbaarheid geen rol. Van dringende redenen om van terugvordering af te zien is niet gebleken. De zesmaandenjurisprudentie kan het Uwv niet worden tegengeworpen.
3.1.
Appellante heeft in hoger beroep herhaald dat de zesmaandenjurisprudentie (analoog) van toepassing is op grond van bijzondere omstandigheden. Het Uwv was bekend met inkomsten van appellante in 2014 en 2015 en heeft nadien niet gecontroleerd of er inkomsten waren. Daardoor is de vordering opgelopen. De gegevens waren voor het Uwv via Suwinet te achterhalen. Onder die omstandigheden is er geen schending van de inlichtingenplicht.
3.2.
Het Uwv heeft bevestiging van de aangevallen uitspraak bepleit.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Op grond van artikel 2:7, eerste lid, van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) doet de jonggehandicapte op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten of omstandigheden waarvan het hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat die van invloed kunnen zijn op het recht op arbeidsondersteuning, de hoogte van de inkomensvoorziening of de betaling van de inkomensvoorziening, waaronder mede is begrepen informatie in het kader van re-integratie, aan het Uwv.
4.2.
Op grond van artikel 2:58, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wajong herziet het Uwv besluiten of trekt deze in, indien een inkomensvoorziening ten onrechte op een te hoog bedrag is vastgesteld. De tekst en bedoeling van dit artikel staan aan toepassing met terugwerkende kracht niet in de weg. Onder omstandigheden kan toepassing met terugwerkende kracht echter in strijd zijn met het rechtszekerheidsbeginsel, dan wel met een (andere) ongeschreven rechtsregel of algemeen rechtsbeginsel. Het Uwv hanteert daarbij een beleid, zoals dat is neergelegd in de Beleidsregels schorsing, opschorting, herziening en intrekking uitkeringen 2006 (Stcrt. 2006, 230) (Beleidsregels). Dit beleid dient naar vaste rechtspraak te worden aangemerkt als buitenwettelijk, begunstigend beleid. Dit brengt mee dat de aanwezigheid en toepassing van dit beleid als een gegeven wordt aanvaard met dien verstande dat wordt getoetst of het beleid op consistente wijze is toegepast.
4.3.
Artikel 3, tweede lid, van de Beleidsregels bepaalt het volgende. Indien als gevolg van of mede als gevolg van het niet nakomen door de verzekerde van een inlichtingenverplichting of een medewerkingsverplichting ten onrechte of tot een te hoog bedrag uitkering is verstrekt, wordt de uitkering ingetrokken of herzien met terugwerkende kracht tot en met de dag waarop de uitkering zou zijn ingetrokken of herzien als de verzekerde wel volledig aan zijn verplichting zou hebben voldaan.
4.4.
Ingevolge artikel 2:59, eerste lid, van de Wajong wordt hetgeen als gevolg van een beschikking als bedoeld in artikel 2:58 door het Uwv onverschuldigd is betaald, door het Uwv teruggevorderd. Ingevolge het vijfde lid van dit artikel kan het Uwv besluiten geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn.
4.5.
Niet in geschil is dat appellante werkzaamheden heeft verricht en in de periode van 2 augustus 2016 tot en met 31 augustus 2018 (periode in geding) inkomsten heeft genoten zonder dat zij daarvan melding heeft gemaakt bij het Uwv. In geschil is of het Uwv de zesmaandenjurisprudentie kan worden tegengeworpen.
4.6.
Vooropgesteld wordt dat aan de onder 4.5 genoemde rechtspraak in zaken als deze geen betekenis meer toekomt sinds het wettelijk systeem bestuursorganen verplicht tot terugvordering (zie de uitspraak van de Raad van 25 september 2001, ECLI:NL:CRVB:2001:AD5986).
4.7.
Het betoog dat appellante niet verplicht was haar werkzaamheden en inkomsten over de periode in geding te melden, omdat het Uwv de relevante gegevens via Suwinet kon betrekken slaagt niet. Voor de herziening en terugvordering van de Wajong-uitkering is niet relevant dat het Uwv eerder op de hoogte had kunnen zijn van de inkomsten uit arbeid door raadpleging van Suwinet, omdat de beschikbaarheid van gegevens in Suwinet appellante niet ontslaat van haar verplichting om uit eigen beweging mededeling te doen van alle feiten of omstandigheden waarvan het haar redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat die van invloed kunnen zijn op het recht op uitkering. Bovendien bestond voor het Uwv, anders dan appellante kennelijk meent, geen gehoudenheid om op de door appellante voorgestane wijze controle uit te voeren door spontaan Suwinet te raadplegen. Voor wat betreft de Wajong zijn gegevens over werkzaamheden en inkomsten verder niet van de inlichtingenplicht uitgezonderd in artikel 2 van de per 1 juni 2017 in werking getreden Regeling uitzondering inlichtingenplicht (Stcrt. 2017, 17680).
4.8.
Het had appellante redelijkerwijs duidelijk moeten zijn dat het feit dat zij werkte en inkomsten genoot van invloed kon zijn op het recht op Wajong. Door daarvan geen mededeling te doen aan het Uwv heeft appellante de op haar rustende inlichtingenplicht geschonden. Voor zover appellante heeft betoogd dat de schending van de inlichtingenplicht haar niet kan worden verweten, slaagt dit betoog niet omdat voor beantwoording van de vraag of de inlichtingenplicht is geschonden niet relevant is of sprake is van verwijtbaarheid.
4.9.
Het Uwv heeft het beleid als neergelegd in artikel 3, tweede lid, van het Beleid consistent toegepast.
4.10.
De rechtbank wordt verder gevolgd in het oordeel dat geen sprake is van dringende redenen om van terugvordering af te zien, omdat niet is gebleken van onaanvaardbaarheid van de financiële en sociale gevolgen van de terugvordering.
4.11.
Uit 4.1 tot en met 4.10 volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door D. Hardonk-Prins, in tegenwoordigheid van A.M.M. Chevalier als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 21 juli 2021.
(getekend) D. Hardonk-Prins
(getekend) A.M.M. Chevalier