ECLI:NL:CRVB:2021:1822
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Terugvordering Wajong-uitkering met terugwerkende kracht in verband met inkomsten uit arbeid
In deze zaak gaat het om de terugvordering van een Wajong-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van appellante, die in de periode van 2 augustus 2016 tot en met 31 augustus 2018 inkomsten heeft genoten uit arbeid zonder dit tijdig te melden. Appellante had in 2014 een Wajong-uitkering toegekend gekregen, maar meldde pas in september 2018 dat zij was gaan werken. Het Uwv herzag de uitkering en vorderde een bedrag van € 5.901,22 terug. Appellante ging in beroep tegen de beslissing van het Uwv, maar de rechtbank verklaarde het beroep ongegrond. Appellante stelde dat het Uwv niet had gecontroleerd op haar inkomsten en dat zij niet verplicht was deze te melden, omdat het Uwv deze gegevens via Suwinet had kunnen achterhalen. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat appellante wel degelijk een inlichtingenplicht had en dat het Uwv het beleid consistent had toegepast. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen dringende redenen waren om van terugvordering af te zien. De uitspraak werd gedaan op 21 juli 2021.