ECLI:NL:CRVB:2021:1815

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
24 juni 2021
Publicatiedatum
27 juli 2021
Zaaknummer
20/30 WAJONG-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering terug te komen van eerder besluit inzake WAJONG-uitkering zonder nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 juni 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Overijssel van 20 december 2019. De appellant, vertegenwoordigd door mr. M. Gümüs, heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om niet terug te komen van eerdere besluiten van 5 maart 2014 en 14 december 2015. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen de beslissing op bezwaar van 28 februari 2019 ongegrond verklaard.

De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak bevestigd dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de appellant geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden heeft aangedragen die een heroverweging van de eerdere besluiten rechtvaardigen. De gronden die de appellant in hoger beroep heeft aangevoerd, zijn in wezen een herhaling van de argumenten die eerder in de procedure zijn gepresenteerd. De rechtbank heeft deze gronden gemotiveerd weerlegd, en de Centrale Raad onderschrijft deze overwegingen volledig.

De Raad heeft vastgesteld dat er geen aanleiding is om te concluderen dat het bestreden besluit evident onredelijk is. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er is geen veroordeling in de proceskosten uitgesproken, aangezien de omstandigheden dit niet rechtvaardigen. De uitspraak is daarmee definitief en de eerdere besluiten van het Uwv blijven in stand.

Uitspraak

20.30 WAJONG-PV

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 20 december 2019, 19/650 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 24 juni 2021
Zitting heeft: S.B. Smit-Colenbrander, als lid van de enkelvoudige kamer
Griffier: A.L.K. Dagmar
Het onderzoek ter zitting heeft, door middel van videobellen, plaatsgevonden op
24 juni 2021. Namens appellant is verschenen mr. M. Gümüs, advocaat. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door H. ten Brinke.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen de beslissing op bezwaar van 28 februari 2019 ongegrond verklaard. Bij dat besluit heeft het Uwv haar beslissing gehandhaafd dat zij heeft geweigerd om terug te komen van de besluiten van
5 maart 2014 en 14 december 2015.
De gronden die appellant in hoger beroep heeft aangevoerd zijn een herhaling van wat hij in beroep heeft aangevoerd. De rechtbank is gemotiveerd op die gronden ingegaan. Appellant heeft geen redenen aangevoerd waarom de gemotiveerde weerlegging van de betrokken gronden in de aangevallen uitspraak onjuist dan wel onvolledig is. Het oordeel van de rechtbank en de aan dat oordeel ten grondslag gelegde overwegingen worden geheel onderschreven. Met juistheid heeft de rechtbank overwogen dat het Uwv terecht heeft vastgesteld dat appellant aan zijn verzoek geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden in de zin van artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht ten grondslag heeft gelegd. In wat appellant heeft aangevoerd wordt ook geen aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit evident onredelijk is. Het hoger beroep slaagt niet.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier Het lid van de enkelvoudige kamer
(getekend) A.L.K. Dagmar (getekend) S.B. Smit-Colenbrander