ECLI:NL:CRVB:2021:1804

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
22 juli 2021
Publicatiedatum
26 juli 2021
Zaaknummer
20/2234 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om herziening van eerder besluit inzake AOW met betrekking tot nieuw gebleken feiten

Op 22 juli 2021 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van appellant, die in 2007 een ouderdomspensioen op basis van de Algemene Ouderdomswet (AOW) had aangevraagd. Deze aanvraag werd afgewezen omdat niet was aangetoond dat appellant in Nederland had gewoond en gewerkt. In 2018 verzocht appellant om terug te komen van dit besluit, onderbouwd met een notariële akte en een attestation de concordance. De Svb wees dit verzoek af, omdat de ingediende stukken geen nieuwe feiten of omstandigheden opleverden die aanleiding gaven om het eerdere besluit te herzien.

De rechtbank Amsterdam verklaarde het beroep van appellant tegen deze afwijzing ongegrond. In hoger beroep voerde appellant aan dat de notariële akte en de attestation nieuwe feiten waren die moesten leiden tot herziening van het besluit. De Raad oordeelde echter dat deze documenten geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden waren. De Raad benadrukte dat de ingediende verklaringen niet controleerbaar waren en dat er geen objectieve verificatie mogelijk was van de identiteit van appellant en de persoon in de documenten.

De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 22 juli 2021.

Uitspraak

20.2234 AOW

Datum uitspraak: 22 juli 2021
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
18 mei 2020, 19/3656 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (Marokko) (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. M. el Idrissi, advocaat, hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 juni 2021. Namens appellant is mr. A. el Idrissi verschenen, kantoorgenoot van eerder genoemde gemachtigde. De Svb heeft zich via beeldbellen laten vertegenwoordigen door mr. K. Verbeek.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant, geboren [geboortedatum] , heeft in 2007 een ouderdomspensioen ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW) aangevraagd. Hij heeft daarbij gesteld dat hij in de periode van 7 oktober 1965 tot en met 1971 onder de naam [naam] , geboren in 1938, in Nederland heeft gewerkt. Deze aanvraag is bij besluit van 23 augustus 2007 afgewezen, omdat niet is gebleken dat appellant in Nederland heeft gewoond en gewerkt. Bij de Svb bestond twijfel of appellant dezelfde persoon was als [naam] . Bij uitspraak van 18 oktober 2018 (ECLI:NL:CRVB:2018:3410) heeft de Raad geoordeeld dat de Svb terecht een ouderdomspensioen heeft geweigerd aan appellant.
1.2.
In november 2018 heeft appellant gevraagd om terug te komen van het besluit van 23 augustus 2007. Daarvoor is ingezonden een notariële akte van getuigenis over de correctie van naam en geboortedatum van appellant van 10 oktober 2018 en een attestation de concordance van 11 oktober 2018.
1.3.
Bij besluit van 2 april 2019, gehandhaafd bij het bestreden besluit van 29 mei 2019, is dit verzoek afgewezen. De door appellant ingezonden stukken zijn geen nieuwe feiten of omstandigheden die aanleiding geven om van het besluit van 23 augustus 2007 terug te komen en dat besluit was niet onmiskenbaar onjuist.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat de onder 1.2 genoemde notariële akte van getuigenis van 10 oktober 2018 en de attestation de concordance van 11 oktober 2018 nieuwe feiten of omstandigheden zijn die moeten leiden tot herziening van het besluit van 23 augustus 2007. Uit deze stukken volgt volgens appellant dat sprake is van een naamswijziging en dat [naam] en appellant dezelfde persoon zijn.
4.1.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.2.
De Raad is met de rechtbank van oordeel dat de notariële akte van 10 oktober 2018 en de attestation de concordance van 11 oktober 2018 geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden zijn die aanleiding geven om terug te komen van het besluit van 23 augustus 2007. Er is verder geen aanleiding om te oordelen dat de afwijzing van de herhaalde aanvraag evident onredelijk is dan wel onmiskenbaar onjuist in de zin van het beleid van de Svb (SB1076). Daarbij is meegewogen dat de door appellant ingezonden notariële akte alleen is gebaseerd op verklaringen van getuigen. Verklaringen zijn geen controleerbare gegevens of authentieke stukken. Het is daarom voor de Svb niet objectief verifieerbaar of appellant en [naam] dezelfde persoon zijn. De Raad heeft verder nog meegewogen dat niet alleen de naam en het geboortejaar van appellant en [naam] verschillen, maar ook andere aspecten zoals de geboorteplaats niet met elkaar overeenkomen.
4.3.
Uit het voorgaande volgt dat het hoger beroep niet kan slagen en dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door T.L. de Vries, in tegenwoordigheid van D. Al Zubaidi als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 22 juli 2021.
(getekend) T.L. de Vries
(getekend) D. Al-Zubaidi