ECLI:NL:CRVB:2021:1800
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor kosten van een extra bed en toebehoren op basis van de Participatiewet
In deze zaak heeft appellante op 27 februari 2019 bijzondere bijstand aangevraagd op grond van de Participatiewet (PW) voor de kosten van een extra bed met beddengoed en stofferingskosten voor haar dochter. Appellante gaf aan dat zij samen met haar dochter in een tweepersoonsbed sliep, waarbij haar medische aandoening (apneu) de aanleiding was voor de aanschaf van een extra bed. Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam heeft de aanvraag afgewezen, omdat de kosten volgens hen behoren tot de algemeen noodzakelijke kosten van bestaan die uit eigen middelen moeten worden betaald, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn. Appellante ontving al een Wajong-uitkering en had kunnen reserveren voor deze kosten.
De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen het besluit van het college ongegrond verklaard. De Centrale Raad van Beroep bevestigt deze uitspraak. De Raad oordeelt dat de kosten waarvoor appellante bijzondere bijstand heeft gevraagd, niet voortkomen uit bijzondere omstandigheden. Appellante heeft niet aangetoond dat zij niet in staat was om de kosten zelf te betalen, noch heeft zij onderbouwd dat haar schulden en medische uitgaven haar in de weg stonden om te reserveren. De Raad stelt vast dat de kosten van een extra bed en bijbehorende uitgaven algemeen noodzakelijke kosten zijn die iedereen van tijd tot tijd moet maken, ongeacht de persoonlijke situatie.
De Raad concludeert dat appellante geen nieuwe argumenten heeft aangedragen die de eerdere beslissing van de rechtbank kunnen ondermijnen. De gronden van appellante zijn in wezen herhalingen van wat eerder is aangevoerd en zijn niet voldoende om de beslissing van de rechtbank te weerleggen. Daarom wordt het hoger beroep afgewezen en is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.