ECLI:NL:CRVB:2021:1800

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
15 juni 2021
Publicatiedatum
25 juli 2021
Zaaknummer
20/2702 PW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor kosten van een extra bed en toebehoren op basis van de Participatiewet

In deze zaak heeft appellante op 27 februari 2019 bijzondere bijstand aangevraagd op grond van de Participatiewet (PW) voor de kosten van een extra bed met beddengoed en stofferingskosten voor haar dochter. Appellante gaf aan dat zij samen met haar dochter in een tweepersoonsbed sliep, waarbij haar medische aandoening (apneu) de aanleiding was voor de aanschaf van een extra bed. Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam heeft de aanvraag afgewezen, omdat de kosten volgens hen behoren tot de algemeen noodzakelijke kosten van bestaan die uit eigen middelen moeten worden betaald, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn. Appellante ontving al een Wajong-uitkering en had kunnen reserveren voor deze kosten.

De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen het besluit van het college ongegrond verklaard. De Centrale Raad van Beroep bevestigt deze uitspraak. De Raad oordeelt dat de kosten waarvoor appellante bijzondere bijstand heeft gevraagd, niet voortkomen uit bijzondere omstandigheden. Appellante heeft niet aangetoond dat zij niet in staat was om de kosten zelf te betalen, noch heeft zij onderbouwd dat haar schulden en medische uitgaven haar in de weg stonden om te reserveren. De Raad stelt vast dat de kosten van een extra bed en bijbehorende uitgaven algemeen noodzakelijke kosten zijn die iedereen van tijd tot tijd moet maken, ongeacht de persoonlijke situatie.

De Raad concludeert dat appellante geen nieuwe argumenten heeft aangedragen die de eerdere beslissing van de rechtbank kunnen ondermijnen. De gronden van appellante zijn in wezen herhalingen van wat eerder is aangevoerd en zijn niet voldoende om de beslissing van de rechtbank te weerleggen. Daarom wordt het hoger beroep afgewezen en is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

20.2702 PW-PV

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 26 juni 2020, 19/6361 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam (college)
Datum uitspraak: 15 juni 2021
Zitting heeft: F. Hoogendijk
Griffier: Y. Fatni
De zaak is ter behandeling aan de orde gesteld op de zitting van 15 juni 2021. Partijen zijn niet verschenen.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
1. Appellante heeft op 27 februari 2019 bijzondere bijstand aangevraagd op grond van de Participatiewet (PW) voor de kosten van een extra bed met beddengoed en stofferingskosten voor een slaapkamer voor haar dochter, die toen 15 jaar oud was. Zij heeft de aanvraag toegelicht met de mededeling dat zij met haar dochter slaapt in een tweepersoonsbed. Zij slaapt wegens apneu met een slaapapparaat. Dit apparaat maakt geluid waardoor haar dochter niet kan slapen.
2. Het college heeft de aanvraag bij besluit van 17 april 2019, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 5 november 2019 (bestreden besluit), afgewezen op de grond dat de kosten behoren tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan die moeten worden betaald uit eigen middelen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. Daarvan is geen sprake. Appellante ontvangt als sinds 2012 een Wajong-uitkering, kindgebonden budget en een jeugdtegoed van het college en zij had daarom voor deze kosten kunnen reserveren. Dat appellante (medische) beperkingen heeft maakt dit niet anders. Ook de aanwezigheid van schulden is geen bijzondere omstandigheid.
3. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Daartoe heeft de rechtbank – samengevat weergegeven – het volgende overwogen.
3.1.
De kosten waarvoor appellante bijzondere bijstand heeft gevraagd zijn algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Zij vloeien in het geval van appellante niet voort uit bijzondere omstandigheden als bedoeld in artikel 35 van de PW. Appellante moest deze kosten daarom betalen uit haar eigen middelen, hetzij door reservering vooraf, hetzij door gespreide betaling achteraf. Appellante heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij hiertoe wegens bijzondere omstandigheden niet in staat was.
3.2.
De beroepsgrond dat appellante niet kan worden tegengeworpen dat zij eerder een verkeerde keuze heeft gemaakt door de aanschaf van het tweepersoonsbed slaagt niet. Die verkeerde keuze wordt haar niet tegengeworpen. De beroepsgrond dat appellante onvoldoende reserveringsruimte heeft vanwege een krediet bij de Kredietbank, slaagt ook niet. Volgens vaste rechtspraak kunnen schulden en daaruit voortvloeiende betalingsverplichtingen niet worden afgewenteld op de PW. Ook de beroepsgrond dat appellante door (medische) uitgaven niet heeft kunnen reserveren en de kosten niet gespreid kon betalen, slaagt niet. Zij heeft die uitgaven niet inzichtelijk gemaakt en niet onderbouwd met controleerbare gegevens. Dat gespreide betaling van het extra bed en andere spullen niet mogelijk was heeft zij niet aannemelijk gemaakt.
4. De gronden waarop appellante het met deze uitspraak niet eens is zijn in essentie een herhaling van wat zij in beroep heeft aangevoerd. De rechtbank is gemotiveerd op die gronden ingegaan. Wat zij in hoger beroep heeft aangevoerd is geen reden om de gemotiveerde weerlegging van die gronden in de aangevallen uitspraak onjuist of onvolledig te achten. De Raad kan zich geheel vinden in het oordeel van de rechtbank en in de overwegingen waarop dat oordeel berust.
5. Voor zover appellante in hoger beroep heeft bedoeld aan te voeren, dat het feit dat haar dochter apart moet slapen vanwege haar medische situatie een bijzondere omstandigheid is in de zin van artikel 35 van de PW, slaagt die grond niet. Zoals ook de rechtbank heeft overwogen behoren de aanschaf van een bed met toebehoren en stofferingskosten tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Iedereen moet namelijk van tijd tot tijd dit soort uitgaven doen. Dat in het geval van appellante haar medische aandoening daartoe de aanleiding was, maakt dit niet anders.
6. Ook in hoger beroep heeft appellante geen gegevens overgelegd ter onderbouwing van haar stelling dat zij niet in staat was om te reserveren voor de kosten waarvoor zij bijzondere bijstand heeft gevraagd. Zij heeft ook haar stelling, dat door het krediet en de afbetaling van het tweepersoonsbed gespreide betaling achteraf niet mogelijk was, in hoger beroep niet onderbouwd en daarmee niet aannemelijk gemaakt.
7. Gelet op het voorgaande is voor een proceskostenveroordeling geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier Het lid van de enkelvoudige kamer
(getekend) Y. Fatni (getekend) F. Hoogendijk