Uitspraak
20.1754 AW
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- veroordeelt het college in de proceskosten van betrokkene tot een bedrag van € 764,40;
- bepaalt dat van het college een griffierecht van € 532,- wordt geheven.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland. De zaak betreft de verlaging van de salarisschaal van een ambtenaar, die sinds 1 januari 1993 werkzaam was bij de gemeente Putten. De ambtenaar was vanaf 1 juli 2001 ingeschaald in salarisschaal 9, maar na een functiewaardering door het college van burgemeester en wethouders werd hij per 1 januari 2018 ingeschaald in de lagere salarisschaal 8. De ambtenaar heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, wat leidde tot een gedeeltelijke gegrondverklaring van zijn bezwaar door het college, waarbij de ingangsdatum van de inschaling werd gewijzigd naar 1 juli 2018.
De rechtbank Gelderland heeft het beroep van de ambtenaar tegen het bestreden besluit gegrond verklaard en het besluit van het college vernietigd. Het college heeft vervolgens hoger beroep ingesteld. De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn overwegingen de relevante artikelen van de Arbeidsvoorwaardenregeling en de Ambtenarenwet 2017 besproken. De Raad concludeert dat de artikelen 3:1, 3:3, 3:5 en 3:15 van de Arbeidsvoorwaardenregeling niet de vereiste grondslag bieden voor de verlaging van de salarisschaal zonder voorafgaand ontslag. De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de verlaging van de salarisschaal onterecht was.
Daarnaast heeft de Raad het college veroordeeld in de proceskosten van de ambtenaar, die zijn begroot op € 764,40, en heeft het griffierecht vastgesteld op € 532,-. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.