In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de tussenuitspraak en einduitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De korpschef van politie had in eerste instantie een verzoek van betrokkene, die sinds 2007 in dienst is bij de politie, om zijn posttraumatische stressstoornis (PTSS) als beroepsziekte te erkennen, afgewezen. De rechtbank oordeelde dat het advies van de commissie niet zorgvuldig tot stand was gekomen en niet voldoende gemotiveerd was. De rechtbank had de korpschef de gelegenheid gegeven om het gebrek te herstellen, maar dit was niet gebeurd. De Raad onderschreef het oordeel van de rechtbank en voegde hieraan toe dat de korpschef niet had aangetoond waarom niet voldaan werd aan de criteria voor erkenning van de PTSS als beroepsziekte. De Raad bevestigde de eerdere uitspraken van de rechtbank en gaf de korpschef de opdracht om zo snel mogelijk een nieuwe beslissing op het bezwaar te nemen. Tevens werd de korpschef veroordeeld in de proceskosten van betrokkene.