ECLI:NL:CRVB:2021:1783
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de ontvankelijkheid van een bezwaarschrift inzake AOW na overschrijding van de bezwaartermijn
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, die een ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) ontvangt, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de Sociale verzekeringsbank (Svb) van 13 mei 2019, waarin de Svb weigerde het eerdere besluit van 9 mei 2014 te herzien. Dit bezwaar was echter te laat ingediend, namelijk op 25 september 2019, terwijl de bezwaartermijn al was verstreken. De rechtbank had het beroep van de appellant ongegrond verklaard, omdat hij geen feiten had aangedragen die de overschrijding van de bezwaartermijn konden verklaren.
De Raad bevestigde het oordeel van de rechtbank en oordeelde dat de Svb terecht niet is overgegaan tot een inhoudelijke beoordeling van het bezwaarschrift. De verklaring van de appellant over zijn gezondheidstoestand werd niet als verschoonbaar beschouwd, aangezien het de verantwoordelijkheid van de gemachtigde was om tijdig contact op te nemen met de Svb. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling tot vergoeding van proceskosten. De uitspraak bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en onderstreept het belang van het tijdig indienen van bezwaarschriften in het bestuursrecht.