ECLI:NL:CRVB:2021:1783

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
16 juli 2021
Publicatiedatum
22 juli 2021
Zaaknummer
20/3171 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de ontvankelijkheid van een bezwaarschrift inzake AOW na overschrijding van de bezwaartermijn

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, die een ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) ontvangt, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de Sociale verzekeringsbank (Svb) van 13 mei 2019, waarin de Svb weigerde het eerdere besluit van 9 mei 2014 te herzien. Dit bezwaar was echter te laat ingediend, namelijk op 25 september 2019, terwijl de bezwaartermijn al was verstreken. De rechtbank had het beroep van de appellant ongegrond verklaard, omdat hij geen feiten had aangedragen die de overschrijding van de bezwaartermijn konden verklaren.

De Raad bevestigde het oordeel van de rechtbank en oordeelde dat de Svb terecht niet is overgegaan tot een inhoudelijke beoordeling van het bezwaarschrift. De verklaring van de appellant over zijn gezondheidstoestand werd niet als verschoonbaar beschouwd, aangezien het de verantwoordelijkheid van de gemachtigde was om tijdig contact op te nemen met de Svb. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling tot vergoeding van proceskosten. De uitspraak bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en onderstreept het belang van het tijdig indienen van bezwaarschriften in het bestuursrecht.

Uitspraak

20.3171 AOW

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 24 augustus 2020, 20/514 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] , Marokko (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
Datum uitspraak: 16 juli 2021
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft [naam] hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Appellant heeft op 20 mei 2021 nog nadere stukken ingezonden.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 juni 2021. Namens appellant is [naam] verschenen, die via videobellen heeft deelgenomen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.F. Sturmans.

OVERWEGINGEN

1.1.
Aan appellant is per 1 juli 2002 een ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) toegekend van 4% van het maximale bedrag. Tevens is hem een toeslag toegekend van 24% van het maximale bedrag. Met ingang van 1 september 2014 is de toeslag beëindigd, omdat de partner van appellant toen de pensioengerechtigde leeftijd bereikte. Dit is appellant gemeld in een besluit van 9 mei 2014. Een bezwaarprocedure tegen dit besluit heeft niet tot een ander resultaat geleid. Verschillende verzoeken om herziening van dit besluit hebben evenmin tot een gewijzigd standpunt van de Svb geleid.
1.2.
Met een besluit van 13 mei 2019 heeft de Svb opnieuw geweigerd het besluit van 9 mei 2014 te herzien. Volgens de Svb heeft appellant geen nieuwe feiten of omstandigheden aangevoerd die niet bekend waren toen de beslissing werd genomen. Evenmin blijkt dat de eerdere beslissing onmiskenbaar onjuist is. Het bezwaar hiertegen, gedateerd 14 september 2019, is door de Svb ontvangen op 25 september 2019. Met een beslissing van 17 december 2019 (bestreden besluit) is het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de bezwaartermijn.
2. In de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard. Naar het oordeel van de rechtbank heeft appellant geen feiten vermeld die verklaren waarom hij te laat bezwaar heeft gemaakt.
3. In hoger beroep heeft appellant herhaald dat hij zeven jaar in Nederland heeft gewoond en gewerkt en niet twee, waarop de Svb eerdere besluiten heeft gebaseerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Evenals de rechtbank is ook de Raad van oordeel dat de Svb terecht niet is overgegaan tot een inhoudelijke beoordeling van het bezwaarschrift. Het besluit van 13 mei 2019 is toegezonden aan de gemachtigde van appellant. Het bezwaar van appellant is op 25 september 2019 door de Svb ontvangen. Dit is ruim na de bezwaartermijn. De gegeven verklaring voor deze overschrijding, namelijk de gezondheidstoestand van appellant, kan niet leiden tot het aannemen van verschoonbaarheid van de overschrijding, nu het op de weg van de gemachtigde had gelegen tijdig in contact te treden met de Svb om een (voorlopig) bezwaarschrift in te dienen.
4.2.
Uit 4.1 volgt dat de aangevallen uitspraak bevestigd zal worden.
5. Voor een veroordeling tot vergoeding van proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door A. van Gijzen, in tegenwoordigheid van E.M. Welling als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 16 juli 2021.
(getekend) A. van Gijzen.
(getekend) E.M. Welling