ECLI:NL:CRVB:2021:1774
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag om bijstand op grond van de Participatiewet na eerdere uitspraak over de afwijzing
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam. De appellant had op 21 augustus 2017 een aanvraag om bijstand ingediend op grond van de Participatiewet. Deze aanvraag werd aanvankelijk afgewezen, en de rechtbank had het beroep tegen deze afwijzing ongegrond verklaard. Echter, in een eerdere uitspraak van 9 juli 2019 heeft de Raad de uitspraak van de rechtbank vernietigd en het college opgedragen een nieuw besluit te nemen. De Raad oordeelde dat de afwijzing van de aanvraag over de eerste periode onvoldoende gemotiveerd was, terwijl de afwijzing over de tweede periode in stand bleef.
In het bestreden besluit heeft het college de aanvraag om bijstand opnieuw beoordeeld, waarbij het bezwaar gegrond werd verklaard voor de eerste periode. De Raad heeft vastgesteld dat de appellant geen zelfstandige beroepsgronden heeft aangevoerd tegen de afwijzing van de aanvraag over de eerste periode. De Raad concludeert dat het college op de juiste wijze uitvoering heeft gegeven aan zijn eerdere uitspraak. De appellant heeft geen nieuwe argumenten aangedragen die de afwijzing van de aanvraag over de tweede periode opnieuw ter discussie zouden stellen. De Raad heeft ook geen aanleiding gezien om de terugvordering van de voorschotten te heroverwegen, aangezien de medische situatie van de appellant niet het gevolg was van de terugvordering.
De Centrale Raad van Beroep heeft het beroep van de appellant ongegrond verklaard en geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar uitgesproken en is gebaseerd op de overwegingen die in het proces-verbaal zijn vastgelegd.