ECLI:NL:CRVB:2021:1740
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om proceskostenveroordeling in hoger beroep tegen de Sociale verzekeringsbank
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep onder nummer 19/848 ANW. Appellante, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. D. Gürses, had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft de schorsing van de uitbetaling van een nabestaandenuitkering door de Sociale verzekeringsbank (Svb). De Svb had op 1 november 2017 de uitbetaling van de uitkering geschorst, en dit besluit was bij een besluit op bezwaar van 21 juni 2018 gehandhaafd. De rechtbank had het beroep van appellante ongegrond verklaard.
Tijdens de procedure heeft de Svb nadere informatie verstrekt, waaruit bleek dat de uitbetaling van de nabestaandenuitkering met terugwerkende kracht was hervat. Appellante trok haar hoger beroep in, maar verzocht de Raad om de Svb te veroordelen in de proceskosten. De Raad oordeelde echter dat er geen sprake was van tegemoetkoming aan appellante in de zin van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat de Svb volhield dat het schorsingsbesluit correct was. De Raad concludeerde dat niet was voldaan aan de vereisten om de Svb te veroordelen in de proceskosten, zowel voor de beroepsfase als de bezwaarfase.
De Centrale Raad van Beroep heeft het verzoek om proceskostenveroordeling afgewezen, en deze beslissing werd openbaar uitgesproken op 14 juli 2021. De uitspraak werd gedaan door de leden M.A.H. van Dalen-van Bekkum, M. Wolfrat en A. Venekamp, in tegenwoordigheid van griffier M.E. van Donk.