ECLI:NL:CRVB:2021:1723
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake recht op IVA-uitkering versus WGA-uitkering na arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 juli 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam. Appellant, die als test engineer werkte, had zich op 20 september 2015 ziek gemeld en vroeg in 2017 een uitkering op grond van de Wet WIA aan. Het Uwv kende hem een WGA-vervolguitkering toe, maar weigerde een IVA-uitkering omdat zijn arbeidsongeschiktheid niet duurzaam werd geacht. De rechtbank bevestigde deze beslissing, waarna appellant in hoger beroep ging.
De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was om de beslissing van de rechtbank te herzien. De verzekeringsarts had voldoende gemotiveerd dat de volledige arbeidsongeschiktheid van appellant op 17 september 2017 niet duurzaam was. Appellant had geen adequate behandeling voor zijn psychische klachten gevolgd en er waren nog behandelmogelijkheden met een kans op herstel. De Raad concludeerde dat appellant op de datum in geding niet in aanmerking kwam voor een IVA-uitkering, omdat zijn situatie niet voldeed aan de criteria van duurzaam arbeidsongeschikt zijn volgens de Wet WIA.
De uitspraak bevestigt dat de beoordeling van de duurzaamheid van arbeidsongeschiktheid zorgvuldig moet gebeuren, waarbij de mogelijkheden voor behandeling en herstel in overweging worden genomen. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd en geen veroordeling in proceskosten opgelegd.