ECLI:NL:CRVB:2021:1722
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de ontvankelijkheid van een bezwaar tegen een besluit van het Uwv inzake WIA-uitkering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de rechtbank Noord-Holland. Het geschil betreft de ontvankelijkheid van een bezwaar dat door de gemachtigde van betrokkene is ingediend tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 5 oktober 2018, waarin de WIA-uitkering van belanghebbende werd voortgezet. Het Uwv had het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard, omdat het volgens hen te laat was ingediend. Betrokkene, die eigen risicodrager is voor de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), stelde echter dat het bezwaar op de juiste wijze ter post was bezorgd op 6 november 2018. De rechtbank had het beroep van betrokkene gegrond verklaard en het Uwv opgedragen een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen, omdat niet aannemelijk was dat er een fout was gemaakt door de gemachtigde van betrokkene.
In hoger beroep heeft het Uwv betoogd dat de rechtbank ten onrechte had aangenomen dat het bezwaar tijdig was ingediend. De Raad heeft vastgesteld dat het bezwaar, voorzien van de juiste adressering, op 6 november 2018 was aangeboden bij PostNL. Ondanks dat er een fout in de barcode was gemaakt, was het bezwaar tijdig ter post bezorgd. De Raad heeft geoordeeld dat het Uwv in zijn stelling dat het bezwaar niet-ontvankelijk was, niet kon worden gevolgd. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en het Uwv is veroordeeld in de proceskosten van betrokkene.