ECLI:NL:CRVB:2021:170

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
28 januari 2021
Publicatiedatum
28 januari 2021
Zaaknummer
19/1663 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de aanvraag voor AOW-pensioen en bewijs van verblijf in Nederland

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 januari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Amsterdam. De appellant, woonachtig in Marokko, had een ouderdomspensioen ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW) aangevraagd, waarbij hij stelde dat hij van 1971 tot en met 1976 in Nederland had gewoond en gewerkt. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de aanvraag terecht was afgewezen, omdat niet kon worden vastgesteld dat de appellant in Nederland had gewoond of gewerkt. De Raad onderschrijft deze conclusie en stelt vast dat de door de appellant overgelegde documenten, waaronder een Certificat d’individualité en verklaringen van psychiatrische instellingen, niet voldoende bewijs leveren voor zijn verblijf in Nederland.

De Raad oordeelt dat de Sociale verzekeringsbank (Svb) zorgvuldig onderzoek heeft verricht en dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de afwijzing van de aanvraag. De appellant heeft geen bewijsstukken overgelegd die aantonen dat hij dezelfde persoon is als degene die in de verklaringen wordt genoemd. De Raad benadrukt dat voor de bewijsvoering van een naamswijziging of wijziging van geboortedatum een Acte de Concordance vereist is, welke niet is overgelegd. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De beslissing is openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken in cassatie te gaan bij de Hoge Raad.

Uitspraak

19.1663 AOW

Datum uitspraak: 28 januari 2021
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 1 maart 2019, 18/5754 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] , Marokko (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. H. Frites, destijds advocaat, hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Bij brief van 26 november 2019 heeft mr. G. Hagens bericht dat hij zich als gemachtigde stelt in plaats van mr. Frites.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 december 2020. Appellant is niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door drs. W. van den Berg.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant woont in Marokko. Op 31 augustus 2016 heeft appellant een ouderdomspensioen ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW) aangevraagd. Appellant heeft te kennen gegeven dat hij in 1951 is geboren en van 1971 tot en met 1976 in Nederland heeft gewoond en dat hij zich de gegevens van zijn dienstbetrekkingen niet herinnert. Daarbij heeft appellant een verklaring van 11 januari 1984 van Psychiatrisch Centrum Rosenburg overgelegd, waarin is vermeld dat [naam 1] , geboren [geboortedatum] 1947, gedurende drie periodes in de jaren 1971 tot en met 1974 in dit centrum ter behandeling opgenomen is geweest. Ook is een verklaring van de Ursula kliniek te Wassenaar overgelegd waarin is vermeld dat [naam 2] , geboren [geboortedatum] 1947, daar opgenomen is geweest in een periode in de jaren 1972 en 1973. In een door appellant overgelegde brief (verzekeringsoverzicht) van 20 juli 2007 heeft de Svb aan [naam 3] bevestigd dat deze persoon in de bedoelde periodes in de jaren 1971 tot en met 1974 verzekerd is voor de AOW. Verder heeft appellant een Certificat d’individualité van 20 januari 2017 ingediend. Bij besluit van 6 juli 2017 heeft de Svb de aanvraag afgewezen.
1.2.
Het bezwaar van appellant tegen het besluit van 6 juli 2017 is bij besluit van 13 juni 2018 (bestreden besluit) ongegrond verklaard. Aan dit besluit is ten grondslag gelegd dat appellant niet verzekerd is geweest voor de AOW, omdat niet is vastgesteld dat appellant in Nederland heeft gewoond of gewerkt. Bij navraag bij de gemeente Den Haag is verklaard dat appellant niet in het bevolkingsregister van deze gemeente ingeschreven is geweest. Bij het bestreden besluit is overwogen dat niet aannemelijk is dat appellant dezelfde persoon is als [naam 1] , geboren op [geboortedatum] 1947, van wie de gegevens zijn vermeld op de door appellant overgelegde verklaringen van Psychiatrisch Centrum Rosenburg en de Ursula kliniek.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft geoordeeld dat de pensioenaanvraag terecht is afgewezen op de grond dat appellant niet verzekerd is geweest voor de AOW. Hierbij is overwogen dat de Svb zorgvuldig onderzoek heeft verricht. Niet vaststaat dat appellant dezelfde persoon is als [naam 3] , die bij de Svb bekend is. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de door appellant overgelegde bewijsstukken daarvoor niet voldoende, omdat daarvoor een Acte de Concordance nodig is en appellant deze niet heeft overgelegd.
3.1.
In hoger beroep heeft appellant, evenals in beroep, herhaald dat hij recht heeft op een ouderdomspensioen op grond van de AOW, omdat hij in Nederland heeft gewoond en gewerkt. Ter onderbouwing van deze stelling heeft appellant verwezen naar al eerder in de procedure ingebrachte bewijsstukken.
3.2.
De Svb heeft het standpunt ingenomen dat het bestreden besluit juist is en op zorgvuldig onderzoek berust. De Svb heeft toegelicht dat appellant een andere naam en geboortedatum heeft opgegeven dan is vermeld in de verklaring van 11 januari 1984 van Psychiatrisch Centrum Rosenburg. Volgens de Svb zou een naamswijziging en wijziging van geboortedatum kunnen blijken uit een Acte de Concordance, welk document in de regel is vastgelegd in een door een rechter van het Tribunal de première instance bekrachtigde notariële akte, maar is een zodanig document door appellant niet overgelegd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De Raad onderschrijft wat de rechtbank in de aangevallen uitspraak heeft overwogen. Niet kan worden vastgesteld dat appellant in Nederland heeft gewoond of gewerkt. Geen informatie is overgelegd op grond waarvan aannemelijk is dat appellant dezelfde persoon is als [naam 1] of [naam 2] , geboren [geboortedatum] 1947, waarvan in de door appellant overgelegde stukken is vermeld dat hij in de jaren 1971 tot en met 1974 in Psychiatrisch Centrum Rosenburg en de Ursula kliniek opgenomen is geweest. De stelling van appellant dat hij deze persoon is, is niet verifieerbaar. Uit het door appellant overgelegde Certificat d’individualité van 20 januari 2017 kan niet worden afgeleid dat hij deze persoon is. Niet verifieerbaar is op welke gegevens de verklaring is gebaseerd. Voor de eisen die worden gesteld aan een document om als bewijs te dienen van de naamswijziging of wijziging van geboortedatum wordt verwezen naar de uitspraak van de Raad van 18 oktober 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:3410. Appellant heeft geen Acte de Concordance overgelegd. Ook is niet op een andere manier onderbouwd dat appellant in de jaren 1971 tot en met 1976 in Nederland heeft gewoond of gewerkt. Er is geen aanleiding om het onderzoek van de Svb onzorgvuldig te achten.
4.2.
Uit overweging 4.1 volgt dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M. Wolfrat, in tegenwoordigheid van M.E. van Donk als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 28 januari 2021.
(getekend) M. Wolfrat
(getekend) M.E. van Donk
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH Den Haag) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen over het begrip verzekerde.