ECLI:NL:CRVB:2021:1681
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens gebrek aan procesbelang in zorgkwestie
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 juni 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. De appellant, die zorg ontvangt op basis van de Wet langdurige zorg, had in hoger beroep beroep aangetekend tegen een besluit van het zorgkantoor, dat de curator van de appellant niet als gewaarborgde hulp accepteerde. De rechtbank had het beroep van de appellant gegrond verklaard en het besluit van het zorgkantoor vernietigd, maar had het bezwaar tegen de brief van het zorgkantoor niet-ontvankelijk verklaard.
Tijdens de zitting heeft de gemachtigde van de appellant meegedeeld dat er voor de appellant geen belang meer bestaat bij de zaak, maar dat er wel een belangrijke vraag voor de rechtspraktijk beantwoord moest worden. De Raad heeft echter geoordeeld dat dit geen voldoende procesbelang oplevert, aangezien er geen feitelijk resultaat te behalen viel voor de appellant. De Raad heeft zich gebaseerd op vaste rechtspraak, waarin is vastgesteld dat louter formeel of principieel belang niet voldoende is voor het aannemen van procesbelang.
Daarom heeft de Centrale Raad van Beroep het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard en is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en is ondertekend door de griffier en de voorzitter van de Raad.