ECLI:NL:CRVB:2021:1680

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
9 juli 2021
Publicatiedatum
11 juli 2021
Zaaknummer
20/2752 ANW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om herziening van een eerdere uitspraak inzake sociale verzekeringswetgeving

Op 9 juli 2021 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een verzoek om herziening van een eerdere uitspraak van de Raad van 10 april 2020. Verzoekster had verzocht om herziening van de uitspraak waarin het verzet tegen een eerdere beslissing van 15 november 2019 ongegrond was verklaard. Tijdens de zitting op 28 mei 2021 zijn partijen niet verschenen. Verzoekster stelde in haar verzoek om herziening, gedateerd 5 juni 2020, dat zij het griffierecht via een familielid in Nederland had voldaan, maar dit was niet binnen de wettelijke termijn gebeurd. Dit argument was eerder al aangevoerd in de vorige procedure. De Raad oordeelde dat er geen nieuw feit of omstandigheid was die aanleiding gaf tot herziening, zoals bedoeld in artikel 8:119, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Daarom werd het verzoek om herziening afgewezen. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door J.C. Boeree, in aanwezigheid van griffier V.M. Candelaria.

Uitspraak

20.2752 ANW

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het verzoek om herziening van de uitspraak van de Raad van 10 april 2020, 19/1417 ANW
Partijen:
[verzoekster] te [woonplaats] (verzoekster)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank
Datum uitspraak: 9 juli 2021
PROCESVERLOOP
Verzoekster heeft gevraagd om herziening van de uitspraak van de Raad van 10 april 2020.
In deze uitspraak is het verzet gericht tegen de uitspraak van 15 november 2019 van de Raad ongegrond verklaard.
Het verzoek is aan de orde gesteld op de zitting van de Raad op 28 mei 2021. Partijen zijn daar niet verschenen.

OVERWEGINGEN

Op grond van artikel 8:119, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb, kan de Raad op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
ij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
waren zij bij de Raad eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
Verzoekster vermeldt in haar verzoek om herziening van 5 juni 2020 het griffierecht via een familielid in Nederland te hebben voldaan, maar niet binnen de wettelijke termijn.
Dit heeft verzoekster ook in de vorige procedure al aangevoerd. Er is dus niet gebleken van enig nieuw feit of enige omstandigheid als bedoeld in artikel 8:119, eerste lid, van de Awb. Het verzoek om herziening zal worden afgewezen.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep wijst het verzoek om herziening af.
Deze uitspraak is gedaan door J.C. Boeree, in tegenwoordigheid van V.M. Candelaria als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 9 juli 2021.
(getekend) J.C. Boeree
(getekend) V.M. Candelaria