ECLI:NL:CRVB:2021:1670
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Terugvordering bovenwettelijke werkloosheidsuitkering na toekenning IVA-uitkering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. Appellante, die van 1 juli 2001 tot 1 augustus 2014 als lokaalassistent werkzaam was, ontving vanaf 4 augustus 2014 een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) en een bovenwettelijke werkloosheidsuitkering van WWplus. Na de toekenning van een Inkomensvoorziening Volledig Arbeidsongeschikten (IVA) per 21 december 2016, heeft WWplus namens het college van burgemeester en wethouders van Hoogezand-Sappemeer een terugvordering ingesteld van in totaal € 6.245,59 aan te veel ontvangen bovenwettelijke werkloosheidsuitkering over de jaren 2017 en 2018.
De Raad oordeelt dat de terugvordering rechtmatig is, omdat appellante vanaf de datum van de IVA-uitkering geen recht meer had op de bovenwettelijke werkloosheidsuitkering. De Raad wijst erop dat het college gerechtigd was om het onverschuldigd betaalde bedrag terug te vorderen, aangezien de fiscale afsluiting van het jaar 2017 al had plaatsgevonden. Appellante heeft geen gegronde redenen aangevoerd voor matiging van de terugvordering, en de Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank.
De uitspraak benadrukt de verplichtingen van het college onder de Wet op de Loonbelasting 1964 en de mogelijkheden voor appellante om bij de Belastingdienst een teruggave van eventueel te veel ingehouden loonheffing aan te vragen. De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak bevestigd en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.