ECLI:NL:CRVB:2021:1663

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
6 juli 2021
Publicatiedatum
9 juli 2021
Zaaknummer
20/805 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van bijzondere bijstand voor tandartskosten in herhaalde aanvraag

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Noord-Nederland. De appellant had bijzondere bijstand aangevraagd voor een bedrag dat hij aan Famed moest betalen, gerelateerd aan tandartskosten. De aanvraag was eerder afgewezen, en het college van burgemeester en wethouders van Heerenveen beschouwde de nieuwe aanvraag als een herhaalde aanvraag. De rechtbank had de eerdere afwijzing van de aanvraag door het college bevestigd, en de appellant ging hiertegen in hoger beroep.

De Raad heeft vastgesteld dat de kosten waarvoor de appellant bijzondere bijstand vroeg, onderdeel uitmaakten van een betalingsregeling die al eerder was aangevraagd. De Raad oordeelde dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die een herbeoordeling van de aanvraag rechtvaardigden. De appellant had aangevoerd dat de eerdere aanvraag specifiek betrekking had op tandartskosten en dat de huidige aanvraag voor kosten aan Famed was, maar de Raad oordeelde dat dit niet voldoende was om de aanvraag opnieuw te beoordelen.

Uiteindelijk bevestigde de Centrale Raad van Beroep de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. De Raad concludeerde dat het college de aanvraag terecht had afgewezen op basis van artikel 4:6, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht. Er werd geen aanleiding gezien om proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

20.805 PW

Datum uitspraak: 6 juli 2021
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van
10 januari 2020, 19/926 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Heerenveen (college)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Appellant heeft nog een nader stuk ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 mei 2021. Appellant is verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. E.J. Olthof.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Op 13 november 2018 heeft appellant, voor zover hier van belang, bijzondere bijstand aangevraagd in verband met een door hem aan Famed te betalen bedrag.
1.2.
Bij besluit van 28 november 2018, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 7 maart 2019 (bestreden besluit), heeft het college de aanvraag afgewezen. Aan het bestreden besluit ligt ten grondslag dat de kosten waarvoor appellant bijzondere bijstand heeft aangevraagd onderdeel zijn van een betalingsregeling in welk verband appellant eerder ook al om bijzondere bijstand heeft verzocht. Er is dus sprake van een herhaalde aanvraag. Dat nu sprake is van een andere termijn van de betalingsregeling, doet daar niet aan af. Van nieuwe feiten of veranderde omstandigheden is het college niet gebleken.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. In hoger beroep heeft appellant zich op hierna te bespreken gronden tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Appellant heeft aangevoerd dat de eerdere aanvraag betrekking had op tandartskosten en dat het nu gaat om kosten van Famed. De tandartskosten zijn gecedeerd aan Famed. Appellant heeft van deze cessie echter geen stukken ontvangen, zodat hij niet kan aantonen dat het een schuld is die aan hem kleeft. Deze beroepsgrond slaagt niet op grond van het volgende.
4.2.
De rechtbank heeft terecht overwogen dat de kosten van Famed zien op tandartskosten waarvoor appellant eerder bijzondere bijstand heeft aangevraagd. Die aanvraag is toen afgewezen. Het college heeft de onderhavige aanvraag daarom kunnen aanmerken als een herhaalde aanvraag en deze aanvraag kunnen afwijzen onder verwijzing naar het eerdere besluit hierover. Dat de aanvraag een (andere) termijn van de betalingsregeling betreft of dat appellant niet kan aantonen dat de schuld op juiste wijze zou zijn gecedeerd, maakt dit niet anders. Appellant heeft geen nieuwe feiten en omstandigheden aangevoerd die een nieuwe beoordeling van de aanvraag rechtvaardigen. De rechtbank heeft daarom met juistheid geoordeeld dat het college de aanvraag terecht heeft afgewezen op grond van artikel 4:6, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
4.3.
Uit 4.1 en 4.2 volgt dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Er is geen aanleiding proceskosten te vergoeden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door A.J. Schaap, in tegenwoordigheid van Y.S.S. Fatni als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 6 juli 2021.
(getekend) A.J. Schaap
(getekend) Y.S.S. Fatni