ECLI:NL:CRVB:2021:1660
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de verplichting tot medewerking aan arbeidsdeskundig onderzoek door een ambtenaar
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De appellant, een ambtenaar bij de politie, had geweigerd mee te werken aan een arbeidsdeskundig onderzoek, dat door de korpschef was opgelegd. De appellant erkende ter zitting dat de oproep om mee te werken aan het onderzoek een redelijk voorschrift was, maar stelde dat zijn weigering gerechtvaardigd was door wantrouwen. De Raad oordeelde dat wantrouwen geen deugdelijke grond is om niet mee te werken aan het onderzoek, vooral omdat de korpschef de appellant herhaaldelijk had gewaarschuwd voor de gevolgen van zijn weigering. De Raad bevestigde dat de korpschef appellant voldoende tegemoet was gekomen door een onafhankelijk geneeskundig onderzoek aan te bieden. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en dat de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd moest worden. De uitspraak benadrukt de verplichting van ambtenaren om redelijke voorschriften van hun werkgever op te volgen, vooral in het kader van arbeidsongeschiktheid.