ECLI:NL:CRVB:2021:1644

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
8 juli 2021
Publicatiedatum
8 juli 2021
Zaaknummer
21/124 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens termijnoverschrijding in sociale zekerheidszaak

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 juli 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellant tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het beroepschrift van de appellant is op 12 januari 2021 ontvangen, maar op basis van de poststempel op de enveloppe is vastgesteld dat het op 22 december 2020 ter post is bezorgd. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken, en deze termijn begint te lopen vanaf de dag na de bekendmaking van de uitspraak waartegen beroep wordt ingesteld. In dit geval was de uitspraak van de rechtbank Amsterdam op 28 oktober 2020, en de termijn voor het indienen van het beroepschrift was dus verstreken.

De appellant heeft in een brief van 20 januari 2021 gevraagd naar de reden van de termijnoverschrijding. In zijn antwoord op deze brief, ontvangen op 4 juni 2021, heeft de appellant gesteld dat hij het beroepschrift voor het verstrijken van de termijn heeft opgestuurd en dat eventuele vertraging te wijten is aan de PTT. De Centrale Raad van Beroep oordeelt echter dat de argumenten van de appellant geen grond bieden om te concluderen dat hij niet in verzuim is geweest. Daarom is het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, zonder dat verder onderzoek nodig was. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is gedaan door J.P.M. Zeijen, in tegenwoordigheid van J.M. Labage als griffier, en is openbaar uitgesproken op 8 juli 2021. Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden en het bestuursorgaan de mogelijkheid open om binnen zes weken schriftelijk verzet te doen.

Uitspraak

Datum uitspraak: 8 juli 2021
21/124 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 28 oktober 2020, 19/4812 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (Marokko) (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Appellant heeft hoger beroep ingesteld.

OVERWEGINGEN

Ingevolge artikel 6:24 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in samenhang met de artikelen 6:7, 6:8, 6:9 en 6:11 van die wet geldt het volgende.
De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken. Deze termijn gaat in met ingang van de dag na die waarop de aangevallen uitspraak door middel van de toezending van een afschrift aan partijen is bekendgemaakt.
Een beroepschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Bij verzending per post is een beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
De uitspraak waartegen hoger beroep is ingesteld is op 28 oktober 2020 in afschrift aan partijen toegezonden.
Het beroepschrift is op 12 januari 2021 ontvangen. Het is, gezien de poststempel op de enveloppe, op 22 december 2020 ter post bezorgd.
Op grond hiervan moet worden geoordeeld dat het beroepschrift niet tijdig is ingediend.
Ten aanzien van een na afloop van de beroepstermijn ingediend beroepschrift blijft niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
Bij brief van 20 januari 2021 is aan appellant gevraagd naar de reden van de termijnoverschrijding.
Appellant heeft daarop bij brief van 12 februari 2021, bij de Raad binnengekomen op 4 juni 2021, geantwoord dat hij het beroepschrift voor het aflopen van de termijn heeft opgestuurd en als er vertraging is dit te wijten is aan de PTT. Appellant verwijst naar de datum van de poststempel.
Wat appellant heeft aangevoerd, bevat geen grond waarop redelijkerwijs kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest.
Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door J.P.M. Zeijen, in tegenwoordigheid van J.M. Labage als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 8 juli 2021.
(getekend) J.P.M. Zeijen
(getekend) J.M. Labage
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.
IvR

DÉCISION

La Centrale Raad van Beroep (Cour d'Appel Centrale),
statue:
Déclare le recours interjeté non-recevable.
Par conséquent, décidée par J.P.M. Zeijen en présence de J.M. Labage en qualité de greffier, ainsi que prononcée en public, le 8 juillet 2021.