ECLI:NL:CRVB:2021:1644
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens termijnoverschrijding in sociale zekerheidszaak
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 juli 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellant tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het beroepschrift van de appellant is op 12 januari 2021 ontvangen, maar op basis van de poststempel op de enveloppe is vastgesteld dat het op 22 december 2020 ter post is bezorgd. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken, en deze termijn begint te lopen vanaf de dag na de bekendmaking van de uitspraak waartegen beroep wordt ingesteld. In dit geval was de uitspraak van de rechtbank Amsterdam op 28 oktober 2020, en de termijn voor het indienen van het beroepschrift was dus verstreken.
De appellant heeft in een brief van 20 januari 2021 gevraagd naar de reden van de termijnoverschrijding. In zijn antwoord op deze brief, ontvangen op 4 juni 2021, heeft de appellant gesteld dat hij het beroepschrift voor het verstrijken van de termijn heeft opgestuurd en dat eventuele vertraging te wijten is aan de PTT. De Centrale Raad van Beroep oordeelt echter dat de argumenten van de appellant geen grond bieden om te concluderen dat hij niet in verzuim is geweest. Daarom is het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, zonder dat verder onderzoek nodig was. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door J.P.M. Zeijen, in tegenwoordigheid van J.M. Labage als griffier, en is openbaar uitgesproken op 8 juli 2021. Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden en het bestuursorgaan de mogelijkheid open om binnen zes weken schriftelijk verzet te doen.