ECLI:NL:CRVB:2021:1641
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling geschiktheid voor eigen werk als inpakker en recht op ZW-uitkering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag. De appellant, die zich ziek had gemeld na beëindiging van zijn dienstverband als inpakker, betwistte de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) dat hij geschikt was voor zijn eigen werk. De rechtbank had eerder geoordeeld dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig was en dat er geen reden was om te twijfelen aan het oordeel van de verzekeringsartsen. De appellant herhaalde in hoger beroep zijn eerdere gronden, maar de Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank. De verzekeringsarts bezwaar en beroep had overtuigend aangetoond dat er geen doorlopende belemmeringen voor arbeid waren en dat appellant geschikt was voor zijn eigen werk. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraak van de rechtbank.