ECLI:NL:CRVB:2021:1588
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WIA-uitkering en arbeidsongeschiktheidseisen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 juni 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) betreffende haar WIA-uitkering. Appellante, die zich sinds 2012 ziek heeft gemeld, betwistte de vastgestelde mate van arbeidsongeschiktheid van 63,26% en stelde dat er meer beperkingen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) opgenomen hadden moeten worden. De Raad oordeelde dat het onderzoek door de primaire arts niet summier was en dat de vastgestelde belastbaarheid van appellante op de datum in geding voldoende was onderbouwd. Echter, de Raad volgde appellante in haar standpunt dat er ten onrechte geen beperkingen waren aangenomen voor het verdelen van de aandacht en professioneel autorijden. Dit leidde tot de conclusie dat de FML geen volledige weergave was van de arbeidsmogelijkheden en -beperkingen van appellante, waardoor het bestreden besluit niet op een deugdelijke medische grondslag berustte. De Raad vernietigde de aangevallen uitspraak en verklaarde het beroep gegrond, met de opdracht aan het Uwv om een nieuw besluit op bezwaar te nemen, rekening houdend met deze uitspraak. Tevens werd het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellante.