ECLI:NL:CRVB:2021:158
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toekenning extra bedrag aan kinderbijslag en fiscale partnerregeling
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 januari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toekenning van een extra bedrag aan kinderbijslag aan appellante. De zaak betreft de vraag of appellante recht heeft op dit extra bedrag in verband met een kind dat intensieve zorg nodig heeft. De Raad oordeelt dat appellante niet voldoet aan de voorwaarden van artikel 7a van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) omdat zij, ondanks dat zij feitelijk als alleenstaande leeft, nog steeds gehuwd is en haar echtgenoot als fiscale partner wordt aangemerkt. Dit betekent dat het inkomen van haar echtgenoot meetelt bij de beoordeling van haar recht op kinderbijslag.
Appellante heeft aangevoerd dat het onderscheid tussen gehuwden en ongehuwden ongerechtvaardigd is en in strijd met het verbod op discriminatie zoals vastgelegd in het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De Raad overweegt echter dat de wetgever een ruime beoordelingsvrijheid heeft bij het maken van onderscheid in sociale zekerheidswetgeving. De Raad concludeert dat het onderscheid tussen gehuwden en ongehuwden gerechtvaardigd is en dat de wetgever niet onterecht heeft gekozen om duurzaam gescheiden levende echtgenoten niet als niet-partners aan te merken.
De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, die eerder het beroep van appellante ongegrond heeft verklaard. De Raad stelt vast dat appellante niet in aanmerking komt voor het extra bedrag aan kinderbijslag omdat zij en haar echtgenoot voor de inkomstenbelasting als elkaars fiscale partners worden gezien. De Raad wijst erop dat appellante de mogelijkheid heeft om haar fiscale partnerschap te beëindigen door een echtscheidingsverzoek in te dienen, wat een eenvoudig toetsbaar criterium is. De uitspraak wordt gedaan in het openbaar en er wordt geen veroordeling in de proceskosten uitgesproken.