ECLI:NL:CRVB:2021:1566

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
30 juni 2021
Publicatiedatum
30 juni 2021
Zaaknummer
19/5 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking hoger beroep na tegemoetkoming door Uwv in gewijzigde beslissing op bezwaar

In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. B.M. Voogt, hoger beroep ingesteld tegen een beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het hoger beroep werd ingetrokken omdat het Uwv op 18 november 2020 een gewijzigde beslissing op bezwaar had genomen, waarin het volledig tegemoetkwam aan de bezwaren van appellante. De Raad voor de Rechtspraak heeft op 30 juni 2021 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het onderzoek ter zitting achterwege is gelaten op basis van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De Raad overwoog dat, volgens artikel 8:75a van de Awb, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener van het beroepschrift kan worden veroordeeld in de kosten, indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de bezwaren van de indiener is tegemoetgekomen. In dit geval had het Uwv al kosten voor rechtsbijstand van appellante in bezwaar vergoed, waardoor deze kosten niet opnieuw voor vergoeding in aanmerking kwamen.

De Raad besloot echter het Uwv te veroordelen in de proceskosten die appellante redelijkerwijs heeft moeten maken in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep. De proceskosten werden begroot op € 534,- voor het beroep en € 534,- voor het hoger beroep, wat resulteerde in een totale veroordeling van het Uwv tot € 1068,-. De uitspraak werd gedaan door S.B. Smit-Colenbrander, in tegenwoordigheid van griffier H. Alajai, en is openbaar uitgesproken op 30 juni 2021.

Uitspraak

Datum uitspraak: 30 juni 2021
19/5 WIA
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van
21 november 2018, 18/865 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. B.M. Voogt hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft op 18 november 2020 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Bij brief van 9 december 2020 heeft mr. Voogt namens appellante het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Namens appellante is het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 18 november 2020 volledig aan de bezwaren van appellante tegemoet is gekomen.
Uit de gewijzigde beslissing op bezwaar blijkt dat het Uwv de kosten voor verleende rechtsbijstand van appellante in bezwaar tot een bedrag van € 1.050,- al heeft vergoed.
Deze kosten komen dan ook niet voor vergoeding in aanmerking.
De Raad ziet aanleiding om het Uwv te veroordeeld in de kosten die appellante in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op
€ 534,- in beroep (1 punt voor het indienen van het beroepschrift) en € 534,- in hoger beroep
(1 punt voor het indienen van het hogerberoepschrift).
Voor vergoeding van het betaalde griffierecht kan appellante zich rechtstreeks tot het Uwv wenden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep veroordeelt het Uwv in de kosten van appellante tot een bedrag van € 1068,-.
Deze uitspraak is gedaan door S.B. Smit-Colenbrander, in tegenwoordigheid van H. Alajai als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 30 juni 2021.
(getekend) S.B. Smit-Colenbrander
(getekend) H. Alajai
IvR