ECLI:NL:CRVB:2021:1566
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking hoger beroep na tegemoetkoming door Uwv in gewijzigde beslissing op bezwaar
In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. B.M. Voogt, hoger beroep ingesteld tegen een beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het hoger beroep werd ingetrokken omdat het Uwv op 18 november 2020 een gewijzigde beslissing op bezwaar had genomen, waarin het volledig tegemoetkwam aan de bezwaren van appellante. De Raad voor de Rechtspraak heeft op 30 juni 2021 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het onderzoek ter zitting achterwege is gelaten op basis van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De Raad overwoog dat, volgens artikel 8:75a van de Awb, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener van het beroepschrift kan worden veroordeeld in de kosten, indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de bezwaren van de indiener is tegemoetgekomen. In dit geval had het Uwv al kosten voor rechtsbijstand van appellante in bezwaar vergoed, waardoor deze kosten niet opnieuw voor vergoeding in aanmerking kwamen.
De Raad besloot echter het Uwv te veroordelen in de proceskosten die appellante redelijkerwijs heeft moeten maken in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep. De proceskosten werden begroot op € 534,- voor het beroep en € 534,- voor het hoger beroep, wat resulteerde in een totale veroordeling van het Uwv tot € 1068,-. De uitspraak werd gedaan door S.B. Smit-Colenbrander, in tegenwoordigheid van griffier H. Alajai, en is openbaar uitgesproken op 30 juni 2021.