ECLI:NL:CRVB:2021:1559

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
30 juni 2021
Publicatiedatum
30 juni 2021
Zaaknummer
19/1259 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep ingetrokken na tegemoetkoming door het Uwv met kostenveroordeling

In deze zaak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. D.D. Pietersz, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. Het hoger beroep was gericht tegen de uitspraak van 14 februari 2019, waarin het bezwaar van appellant tegen een besluit van het Uwv werd afgewezen. Echter, voordat de zaak op zitting kwam, heeft het Uwv op 4 februari 2021 het bezwaar van appellant alsnog gegrond verklaard. Dit betekende dat het Uwv aan appellant tegemoetkwam, waardoor het hoger beroep door mr. Pietersz werd ingetrokken.

Appellant verzocht de Raad om het Uwv te veroordelen in de proceskosten. De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat het Uwv inderdaad aan appellant tegemoet is gekomen en heeft het Uwv veroordeeld in de kosten die appellant heeft moeten maken in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep. De proceskosten zijn begroot op een totaalbedrag van € 2.670,-, bestaande uit kosten voor zowel het beroep als het hoger beroep.

De uitspraak is gedaan door A.I. van der Kris, in tegenwoordigheid van A.L.K. Dagmar als griffier, en is openbaar uitgesproken op 30 juni 2021. De Raad heeft ook aangegeven dat appellant zich voor vergoeding van het griffierecht rechtstreeks tot het Uwv kan wenden.

Uitspraak

Datum uitspraak: 30 juni 2021
19/1259 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van
14 februari 2019, 18/1916 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. D.D. Pietersz, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Namens appellant heeft mr. Pietersz het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht om het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Partijen hebben desgevraagd verklaard geen gebruik te willen maken van het recht om op een zitting te worden gehoord, waarna het onderzoek is gesloten.

OVERWEGINGEN

1.1.
Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
1.2.
Het Uwv heeft bij besluit van 4 februari 2021 het bezwaar van appellant tegen het besluit van 20 oktober 2017 alsnog gegrond verklaard en de uitkering van appellant die hij op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) ontvangt met ingang van 24 juli 2016 gebaseerd op een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. Het Uwv heeft de kosten voor de in bezwaar verleende beroepsmatig verleende rechtsbijstand vergoed tot een bedrag van € 1.068,-.
1.3.
Hiermee is het Uwv aan appellant tegemoetgekomen. Het Uwv wordt veroordeeld in de kosten die appellant in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De proceskosten worden, op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 1.335,- in beroep (1 punt voor het beroepschrift,
1 punt voor het verschijnen ter zitting, 0,5 punt voor reactie, met een waarde van € 534,- per punt) en € 1.335,- in hoger beroep (1 punt voor het hogerberoepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, 0,5 punt voor zienswijze, met een waarde van € 534,- per punt), in totaal € 2.670,-.
1.4.
Voor vergoeding van het betaalde griffierecht kan appellante zich rechtstreeks tot het Uwv wenden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep veroordeelt het Uwv in de kosten van appellant tot een bedrag van € 2.670,-.
Deze uitspraak is gedaan door A.I. van der Kris, in tegenwoordigheid van A.L.K. Dagmar als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 30 juni 2021.
(getekend) A.I. van der Kris
(getekend) A.L.K. Dagmar