ECLI:NL:CRVB:2021:1559
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep ingetrokken na tegemoetkoming door het Uwv met kostenveroordeling
In deze zaak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. D.D. Pietersz, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. Het hoger beroep was gericht tegen de uitspraak van 14 februari 2019, waarin het bezwaar van appellant tegen een besluit van het Uwv werd afgewezen. Echter, voordat de zaak op zitting kwam, heeft het Uwv op 4 februari 2021 het bezwaar van appellant alsnog gegrond verklaard. Dit betekende dat het Uwv aan appellant tegemoetkwam, waardoor het hoger beroep door mr. Pietersz werd ingetrokken.
Appellant verzocht de Raad om het Uwv te veroordelen in de proceskosten. De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat het Uwv inderdaad aan appellant tegemoet is gekomen en heeft het Uwv veroordeeld in de kosten die appellant heeft moeten maken in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep. De proceskosten zijn begroot op een totaalbedrag van € 2.670,-, bestaande uit kosten voor zowel het beroep als het hoger beroep.
De uitspraak is gedaan door A.I. van der Kris, in tegenwoordigheid van A.L.K. Dagmar als griffier, en is openbaar uitgesproken op 30 juni 2021. De Raad heeft ook aangegeven dat appellant zich voor vergoeding van het griffierecht rechtstreeks tot het Uwv kan wenden.