In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 juni 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant is vastgesteld op 78,53%. Appellant, die lijdt aan een chronisch bekkenbodemsyndroom, heeft betoogd dat de functie van medewerker tuinbouw (SBC-code 111010) niet geschikt is vanwege de afstand tot het toilet en de onvoorspelbaarheid van zijn toiletbezoek. De rechtbank had het beroep van appellant ongegrond verklaard, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de verzekeringsarts onvoldoende heeft gemotiveerd dat de functie passend is, gezien de medische beperkingen van appellant. De Raad concludeert dat er onvoldoende vaststaat of er voldoende functies zijn om de arbeidsongeschiktheidspercentage te kunnen dragen. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd en het Uwv wordt opgedragen een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen, waarbij ook de mogelijkheid van een IVA-uitkering moet worden beoordeeld. Tevens wordt het Uwv veroordeeld in de kosten van appellant, die in totaal € 3.204,- bedragen, plus het griffierecht van € 178,-.