ECLI:NL:CRVB:2021:1515

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
23 juni 2021
Publicatiedatum
25 juni 2021
Zaaknummer
18/3719 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking hoger beroep na tegemoetkoming door Uwv in bezwaar

In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. K. Aslan, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. Het hoger beroep was gericht tegen de uitspraak van 23 mei 2018, waarin de rechtbank een beslissing had genomen in een geschil met het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Tijdens de zitting op 7 oktober 2020 is het onderzoek geschorst, waarna het Uwv op 17 december 2020 een gewijzigde beslissing op bezwaar heeft genomen. Deze beslissing kwam volledig tegemoet aan de bezwaren van appellante.

Op 30 december 2020 heeft mr. Aslan namens appellante het hoger beroep ingetrokken en verzocht om een proceskostenveroordeling voor het Uwv. De Raad heeft vervolgens het onderzoek gesloten zonder een nadere zitting, op basis van de artikelen 8:64 en 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad overweegt dat, volgens artikel 8:75a van de Awb, het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de kosten als het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener.

De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv al een bedrag van € 1.050,- had vergoed voor de kosten van rechtsbijstand in bezwaar. De Raad heeft echter besloten het Uwv te veroordelen in de kosten die appellante heeft gemaakt in verband met het beroep en het hoger beroep, begroot op € 1.068,- voor het beroep en € 1.335,- voor het hoger beroep, plus reiskosten van € 12,80. De totale proceskostenveroordeling bedraagt € 2.415,80. De uitspraak is gedaan door S.B. Smit-Colenbrander, in tegenwoordigheid van griffier H. Alajai, en is openbaar uitgesproken op 23 juni 2021.

Uitspraak

Datum uitspraak: 23 juni 2021
18/3719 WIA
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van
23 mei 2018, 17/3063 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. K. Aslan, advocaat hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 oktober 2020. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Aslan. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. G.J. Sjoer.
De Raad heeft het onderzoek ter zitting geschorst en het Uwv verzocht om nader onderzoek te doen.
Het Uwv heeft bij besluit van 17 december 2020 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Bij brief van 30 december 2020 heeft mr. Aslan namens appellante het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Onder toepassing van artikel 8:64, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een nader onderzoek ter zitting achterwege gebleven. Vervolgens is het onderzoek met toepassing van artikel 8:57, derde lid, van de Awb gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Namens appellante is het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 17 december 2020 volledig aan de bezwaren van appellante tegemoet is gekomen.
Uit de gewijzigde beslissing op bezwaar blijkt dat het Uwv de kosten voor verleende rechtsbijstand van appellante in bezwaar tot een bedrag van € 1.050,- al heeft vergoed. Deze kosten komen dan ook niet voor vergoeding in aanmerking.
De Raad ziet aanleiding om het Uwv te veroordelen in de kosten die appellante in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 1.068,- in beroep (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting) en € 1.335,- in hoger beroep (1 punt voor het indienen van het hogerberoepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting en 0,5 punt voor het indienen van een reactie).
De reiskosten die appellante heeft moeten maken voor het bijwonen van de zitting bij de rechtbank en bij de Raad, komen tot een bedrag van € 12,80 (openbaar vervoer 2e klas) voor vergoeding in aanmerking.
Voor vergoeding van het betaalde griffierecht kan appellante zich rechtstreeks tot het Uwv wenden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep veroordeelt het Uwv in de kosten van appellante tot een bedrag van € 2.415,80.
Deze uitspraak is gedaan door S.B. Smit-Colenbrander, in tegenwoordigheid van H. Alajai als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 23 juni 2021.
(getekend) S.B. Smit-Colenbrander
(getekend) H. Alajai
IvR