ECLI:NL:CRVB:2021:1493
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van een WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheidsevaluatie
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 juni 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Midden-Nederland. Appellante, die als zorgkundige heeft gewerkt, had een WIA-uitkering ontvangen van 1 juni 2012 tot 13 juli 2017. Na een wijzigingsformulier in 2018, waarin zij aangaf dat haar klachten waren toegenomen, heeft het Uwv haar WIA-uitkering geweigerd. De verzekeringsarts concludeerde dat er per 1 februari 2018 sprake was van toegenomen beperkingen, maar dat appellante minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Appellante maakte bezwaar, maar het Uwv handhaafde zijn besluit. De rechtbank verklaarde het beroep van appellante ongegrond, wat leidde tot het hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.
De Raad oordeelde dat het Uwv terecht had vastgesteld dat appellante niet meer dan 35% arbeidsongeschikt was. De verzekeringsarts bezwaar en beroep had in zijn rapport van 16 maart 2020 geen nieuwe informatie gevonden die de eerdere conclusies over de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) zou ondermijnen. De Raad bevestigde dat de FML van 4 april 2019 correct was en dat de geselecteerde functies passend waren voor appellante. De argumenten van appellante, waaronder de psychische klachten en een plan van aanpak, werden niet als voldoende onderbouwd beschouwd om de eerdere besluiten te herzien. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.