ECLI:NL:CRVB:2021:1490
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling in hoger beroep tegen Uwv na intrekking van beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 juni 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het hoger beroep was ingesteld door mr. H.B. Th. Koekkoek namens appellant, die het beroep had ingetrokken na een gewijzigde beslissing op bezwaar van het Uwv op 29 oktober 2020. Appellant verzocht de Raad om het Uwv te veroordelen in de proceskosten, aangezien het Uwv volledig tegemoet was gekomen aan de bezwaren van appellant.
De Raad heeft vastgesteld dat, op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de kosten als het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de indiener is tegemoetgekomen. De Raad heeft geoordeeld dat het Uwv in dit geval in de kosten van appellant moet worden veroordeeld, omdat appellant redelijkerwijs kosten heeft moeten maken in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep.
De proceskosten zijn begroot op € 1.068,- voor de behandeling in beroep en € 534,- voor de behandeling in hoger beroep, wat resulteert in een totaalbedrag van € 1.602,- dat het Uwv aan appellant moet vergoeden. Deze uitspraak is gedaan door F.M. Rijnbeek, in tegenwoordigheid van griffier H. Alajai, en is openbaar uitgesproken op 23 juni 2021.