Uitspraak
18.3111 WAJONG
OVERWEGINGEN
.Deze voorwaarden behoeven daarom geen verdere bespreking.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 juni 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de aanvraag van appellante voor een Wajong-uitkering. Appellante, geboren in 1999, heeft een aanvraag ingediend op basis van een verstandelijke handicap en gedragsproblematiek. Het Uwv heeft haar aanvraag afgewezen, omdat zij volgens hen arbeidsvermogen heeft. De rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft deze afwijzing bevestigd. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat zij niet in staat is om aaneengesloten te werken en niet over basale werknemersvaardigheden beschikt. De Raad heeft de argumenten van appellante beoordeeld, waaronder haar behoefte aan begeleiding en haar functioneren bij een erkend leerbedrijf. De Raad concludeert dat de overwegingen van de rechtbank juist zijn en dat appellante in staat is om ten minste vier uur per dag te werken. De Raad onderschrijft de conclusie dat appellante niet als jonggehandicapte kan worden aangemerkt, omdat zij beschikt over arbeidsvermogen. De Raad heeft geen aanleiding gezien om een deskundige te benoemen, aangezien er geen twijfel bestond over de conclusies van de verzekeringsartsen van het Uwv. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd en het hoger beroep van appellante wordt afgewezen.