Uitspraak
18.3264 WIA
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 2.403,-;
- bepaalt dat het Uwv aan appellante het in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 172,- vergoedt.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 mei 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. Appellante, die zich ziek had gemeld met psychische en lichamelijke klachten, had een WGA-loonaanvullingsuitkering ontvangen. Het Uwv had haar uitkering beëindigd op basis van een herbeoordeling, waarbij werd vastgesteld dat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Appellante was het niet eens met deze beslissing en heeft hoger beroep ingesteld, waarbij zij stelde dat er verdergaande beperkingen hadden moeten worden vastgesteld.
De Raad heeft een onafhankelijke deskundige benoemd om de medische situatie van appellante te beoordelen. De deskundige concludeerde dat de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) op enkele punten moest worden aangepast, maar dat de aanpassingen geen invloed hadden op de geschiktheid van de geselecteerde functies. De Raad volgde de conclusies van de deskundige en oordeelde dat de eerdere beslissing van het Uwv, ondanks een gebrek aan motivering, niet tot benadeling van appellante had geleid. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak en veroordeelde het Uwv in de proceskosten van appellante.
De uitspraak benadrukt het belang van deskundigen in het bestuursrecht en de voorwaarden waaronder de conclusies van deskundigen door de rechter worden gevolgd. De Raad oordeelde dat de deskundige zorgvuldig te werk was gegaan en dat er geen reden was om de FML voor onjuist te houden. De uitspraak is een bevestiging van de rol van de rechter in het toetsen van de medische beoordelingen en de noodzaak van een deugdelijke motivering door het Uwv.