ECLI:NL:CRVB:2021:1414

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
7 juni 2021
Publicatiedatum
15 juni 2021
Zaaknummer
18/5582 AOW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de niet-ontvankelijkheid van bezwaar tegen afwijzing aanvraag ouderdomspensioen AOW

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 juni 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, woonachtig in Marokko, had bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een ouderdomspensioen op basis van de Algemene Ouderdomswet (AOW) door de Sociale verzekeringsbank (Svb). De Svb had het bezwaar van de appellant niet-ontvankelijk verklaard wegens een niet verschoonbare termijnoverschrijding. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard, waarbij werd vastgesteld dat de bezwaartermijn was verstreken en er geen geldige redenen waren aangevoerd voor de termijnoverschrijding.

De Centrale Raad van Beroep heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en geoordeeld dat de Svb terecht het bezwaar niet-ontvankelijk had verklaard. De appellant had in hoger beroep opnieuw geen redenen aangedragen die zouden kunnen wijzen op een verschoonbare termijnoverschrijding. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak en verklaarde het hoger beroep van de appellant ongegrond. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en is gebaseerd op de relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht.

Uitspraak

18.5582 AOW-PV

Datum uitspraak: 7 juni 2021
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 21 september 2018, 18/201 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (Marokko) (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
Zitting heeft: A. van Gijzen
Griffier: M.E. van Donk
Ter zitting is via videobellen verschenen: mr. A. van den Berg

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
1.1.
In een besluit van 6 januari 2016, na bezwaar gehandhaafd in het besluit van 8 april 2016, heeft de Svb de aanvraag van appellant om een ouderdomspensioen ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW) afgewezen.
1.2.
In een brief van 20 juni 2017 heeft appellant verzocht om herziening van het besluit van 6 januari 2016. De Svb heeft dat verzoek afgewezen in zijn besluit van 8 augustus 2017.
1.3.
Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 8 augustus 2017 met een brief die gedateerd is op 20 september 2017.
1.4.
In een brief van 11 oktober 2017 heeft de Svb appellant bericht dat zijn bezwaarschrift is ontvangen op 3 oktober 2017. Dat is niet op tijd en het kan daarom niet inhoudelijke worden behandeld, tenzij appellant een geldige reden kan geven waarom hij te laat bezwaar heeft gemaakt.
1.5.
Met zijn besluit van 1 december 2017 (bestreden besluit) heeft de Svb het bezwaar van appellant tegen het besluit van 8 augustus 2017 niet-ontvankelijk verklaard. De reden is dat appellant niet tijdig bezwaar heeft gemaakt. Appellant kon tot en met 19 september 2017 bezwaar maken en zijn bezwaarschrift is op 3 oktober 2017 ontvangen door de Svb.
2. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Geoordeeld is dat de Svb het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard, omdat er geen sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding. Onder verwijzing naar de artikelen 6:7, 6:8, eerste lid, 6:9 en 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht heeft de rechtbank vastgesteld dat de bezwaartermijn liep van 9 augustus 2017 tot en met 19 september 2017. De Svb heeft gesteld het bezwaarschrift op 3 oktober 2017 te hebben ontvangen. Het bezwaarschift is gezien de datering van 20 september 2017 na het einde van de bezwaartermijn ter post bezorgd en dus ook na het einde van de bezwaartermijn door de Svb ontvangen. De Svb heeft appellant gevraagd naar de reden van termijnoverschrijding. Appellant heeft daar niet op gereageerd en ook in beroep heeft hij geen redenen genoemd, zodat niet gebleken is van een verschoonbare reden voor de termijnoverschrijding.
3. In hoger beroep heeft appellant gesteld dat de rechtbank ten onrechte geen besluit heeft genomen op zijn verzoek om een ouderdomspensioen en verzocht om zijn recht op een ouderdomspensioen te herzien.
4.1.
Het oordeel van de rechtbank en de daaraan ten grondslag liggende motivering worden ten volle onderschreven. De gronden die appellant in hoger beroep heeft aangevoerd en waarin hij wederom geen redenen heeft genoemd waarom sprake zou zijn van een verschoonbare overschrijding van de termijn voor het indienen van zijn bezwaarschrift kunnen niet tot een ander oordeel leiden.
4.2.
Hieruit volgt dat het hoger beroep niet kan slagen. De aangevallen uitspraak komt voor bevestiging in aanmerking.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier Het lid van de enkelvoudige kamer
(getekend) M.E. van Donk (getekend) A. van Gijzen

DÉCISION

La Centrale Raad van Beroep (Cour d’Appel Centrale),
statue:
confirmé la décision attaquée.
Par conséquent, décidée par A. van Gijzen en présence de M.E. van Donk en qualité de greffier, ainsi que prononcée en public, le 7 juin 2021.