ECLI:NL:CRVB:2021:1414
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de niet-ontvankelijkheid van bezwaar tegen afwijzing aanvraag ouderdomspensioen AOW
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 juni 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, woonachtig in Marokko, had bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een ouderdomspensioen op basis van de Algemene Ouderdomswet (AOW) door de Sociale verzekeringsbank (Svb). De Svb had het bezwaar van de appellant niet-ontvankelijk verklaard wegens een niet verschoonbare termijnoverschrijding. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard, waarbij werd vastgesteld dat de bezwaartermijn was verstreken en er geen geldige redenen waren aangevoerd voor de termijnoverschrijding.
De Centrale Raad van Beroep heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en geoordeeld dat de Svb terecht het bezwaar niet-ontvankelijk had verklaard. De appellant had in hoger beroep opnieuw geen redenen aangedragen die zouden kunnen wijzen op een verschoonbare termijnoverschrijding. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak en verklaarde het hoger beroep van de appellant ongegrond. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en is gebaseerd op de relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht.