ECLI:NL:CRVB:2021:1366
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking hoger beroep en proceskostenvergoeding na tegemoetkoming door bestuursorgaan
In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. R.A. van Heijningen, hoger beroep ingesteld tegen een beslissing van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam. Het college had op 27 oktober 2020 een herziene beslissing op bezwaar genomen, waarop appellante op 28 oktober 2020 het hoger beroep heeft ingetrokken. De Raad voor de Rechtspraak heeft vastgesteld dat het college volledig aan de bezwaren van appellante tegemoet is gekomen. Hierdoor is het hoger beroep ingetrokken.
De Centrale Raad van Beroep heeft vervolgens geoordeeld dat het college in de proceskosten van appellante moet worden veroordeeld. De kosten zijn begroot op € 1.602,-, bestaande uit € 1.068,- voor de rechtsbijstand in beroep en € 534,- voor de rechtsbijstand in hoger beroep. De Raad heeft appellante de mogelijkheid gegeven om het betaalde griffierecht rechtstreeks bij het Uwv te vorderen.
De uitspraak is gedaan door A.M. Overbeeke, met K.R. van Renswoude als griffier, en is openbaar uitgesproken op 8 juni 2021. De uitspraak is gebaseerd op de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht, die bepalen dat het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de kosten wanneer het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de bezwaren van de indiener tegemoet is gekomen.