ECLI:NL:CRVB:2021:1344

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
3 juni 2021
Publicatiedatum
8 juni 2021
Zaaknummer
19/1310 Wajong
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag tot exporteren van Wajong-uitkering naar de Dominicaanse Republiek

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 juni 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de afwijzing van een aanvraag tot exporteren van de Wajong-uitkering naar de Dominicaanse Republiek. De appellant, die sinds 29 juni 2010 een Wajong-uitkering ontving, had in 2017 verzocht om zijn uitkering naar het buitenland te exporteren. Het Uwv had deze aanvraag afgewezen, omdat er volgens hen geen zwaarwegende redenen waren om de hardheidsclausule toe te passen. De rechtbank had deze afwijzing in een eerdere uitspraak bevestigd.

De appellant voerde aan dat hij in Nederland geen therapeutische omgeving had en dat hij in een warm klimaat beter zou kunnen leven. De rechtbank oordeelde echter dat de door appellant aangevoerde feiten en omstandigheden niet als zwaarwegende redenen konden worden aangemerkt. De Centrale Raad van Beroep onderschreef dit oordeel en voegde daaraan toe dat de psychiater en KNO-arts geen overtuigende medische argumenten hadden aangedragen die de noodzaak voor een verblijf buiten Nederland onderbouwden.

De Raad concludeerde dat de hardheidsclausule slechts in uitzonderlijke gevallen kan worden toegepast en dat de persoonlijke omstandigheden van de appellant, zoals psychische problemen en de wens voor een veilige omgeving, niet voldoende waren om de aanvraag te honoreren. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

19 1310 WAJONG

Datum uitspraak: 3 juni 2021
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van
12 februari 2019, 18/958 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. R.G.P. van Marle, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Bij brief van 26 februari 2020 heeft mr. J.J. Achterveld zich als opvolgende gemachtigde gesteld.
Partijen hebben nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft via videobellen plaatsgevonden op 25 maart 2021. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Achterveld en zijn moeder, [naam moeder]. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A.I. Damsma.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant ontving met ingang van 29 juni 2010 een uitkering grond van de Wet
arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong). Bij besluit van 19 mei 2014 heeft het Uwv de Wajong-uitkering met ingang van 1 februari 2014 ingetrokken. Met ingang van 11 februari 2016 is de Wajong-uitkering van appellant heropend.
1.2.
Bij brief van 2 mei 2017 heeft appellant een aanvraag gedaan tot exporteren van de Wajong-uitkering naar de Dominicaanse Republiek. Vervolgens heeft er een verzekeringsgeneeskundig onderzoek plaatsgevonden. Een verzekeringsarts heeft geconcludeerd dat appellant geen arbeidsvermogen heeft en dat er zwaarwegende medische redenen bestaan voor voortzetting van de Wajong-uitkering van appellant buiten Nederland. Appellant komt in Nederland niet verder met behandeling en heeft, als gevolg van de combinatie van zijn klachten, geen vooruitzicht op (betaald) werk. Bij besluit van 7 augustus 2017 heeft het Uwv appellant meegedeeld dat hij op dit moment geen arbeidsvermogen heeft en dat hij zijn Wajong-uitkering behoudt, zolang hij aan de voorwaarden voldoet.
1.4.
Vervolgens is op 13 september 2017 een aanvullend verzekeringsgeneeskundig onderzoek verricht om te bepalen of er zwaarwegende redenen bestaan voor appellant om buiten Nederland te gaan wonen. De verzekeringsarts heeft geconcludeerd dat geen van de zwaarwegende redenen zoals genoemd in het Besluit Beleidsregels Voortzetting Wajonguitkering buiten Nederland (Besluit Beleidsregels), op appellant van toepassing zijn. Voorts is geconcludeerd dat ook overigens geen sprake is van onbillijkheid van overwegende aard. Bij besluit van 28 september 2017 heeft het Uwv appellant meegedeeld dat de Wajonguitkering zal worden ingetrokken als hij zich definitief gaat vestigen in het buitenland. Appellant heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Naar aanleiding van dit bezwaar heeft een verzekeringsarts adviseur op 11 januari 2018 gerapporteerd.
1.5.
Bij beslissing op bezwaar van 9 februari 2018 (bestreden besluit) is het bezwaar, gericht tegen het besluit van 28 september 2017, ongegrond verklaard. Aan het bestreden besluit liggen de rapporten van de verzekeringsarts van 11 januari 2018 en van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 29 januari 2018 ten grondslag.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft vooropgesteld dat volgens de wetgeschiedenis het exportverbod van de Wajong-uitkering het uitgangspunt is en dat de hardheidsclausule slechts in uitzonderlijke gevallen toepassing kan vinden. De rechtbank heeft geoordeeld dat appellant niet voldoet aan de zwaarwegende redenen zoals die zijn genoemd onder b. en c. van artikel 2 van het Besluit Beleidsregels. Appellant wordt niet gevolgd in zijn standpunt dat onderdeel a. (het ondergaan van een medische behandeling van enige duur) weliswaar naar de letter van de wet niet van toepassing is, maar dat een medische behandeling op één lijn valt te stellen met een betere kwaliteit van leven voor appellant in de Dominicaanse Republiek met betrekking tot zijn mentale en fysieke gesteldheid. Appellant heeft geen enkele medische onderbouwing gegeven voor deze stelling. Dat appellant in Nederland niet verder komt met behandeling en (als gevolg van deze combinatie van zijn klachten) geen vooruitzicht heeft op betaald werk, vormt, wat daar ook van zij, geen grond om te concluderen tot zwaarwegende redenen om buiten Nederland te gaan wonen. De rechtbank is evenmin gebleken van andere omstandigheden of situaties op grond waarvan toepassing dient te worden gegeven aan de hardheidsclausule. De persoonlijke omstandigheden die appellant naar voren heeft gebracht, zoals psychische problemen, angst voor geweld in Nederland, een getraumatiseerde jeugd en de behoefte aan een veilige en rustige leefomgeving in een warm klimaat, kunnen naar het oordeel van de rechtbank niet als dusdanig zwaarwegende redenen worden aangemerkt dat een beroep op de hardheidsclausule kan slagen.
3.1.
Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat een zwaarwegende reden om met behoud van Wajong-uitkering buiten Nederland te gaan wonen, het ondergaan van een medische behandeling van enige duur is. Appellant is van mening dat hij pas een adequate behandeling kan ondergaan, wanneer hij in een therapeutisch veilige omgeving verkeert, waarin hij weinig prikkels ervaart en herinneringen niet voortdurend worden getriggerd. De behandeling zou via e-health kunnen plaatsvinden, want in Nederland is er geen sprake van een voor hem therapeutische omgeving. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft appellant informatie van psychiater Dijkema van 17 november 2019 en 9 november 2020 overgelegd. Voorts is appellant van mening dat het voor hem beter is om in een warm klimaat te leven. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft hij informatie van KNO-arts Lodder van 3 december 2020 ingediend. Appellant heeft verzocht om inschakeling van een onafhankelijk deskundige.
3.2.
Het Uwv heeft, onder verwijzing naar de rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 13 november 2020 en 22 januari 2021, bevestiging van de aangevallen uitspraak bepleit.
4. De Raad oordeelt als volgt.
4.1.
Voor het toepasselijke wettelijk kader wordt verwezen naar de aangevallen uitspraak.
4.2.
De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de door appellant in beroep aangevoerde feiten en omstandigheden niet kunnen worden aangemerkt als zwaarwegende redenen om toepassing te geven aan de hardheidsclausule. De overwegingen die de rechtbank tot dit oordeel hebben geleid, zoals onder 2 weergegeven, worden onderschreven. Daar wordt het volgende aan toegevoegd.
4.3.
Appellant kan niet worden gevolgd in zijn standpunt dat er in Nederland geen sprake is van een voor hem therapeutische omgeving, waarin hij gelet op zijn klachten een adequate behandeling kan ondergaan, en dat het voor hem beter is om in warm klimaat te leven. In de genoemde rapporten van 13 november 2020 en 22 januari 2021 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep overwogen dat de hardheidsclausule, waarop door appellant in dit geval een beroep wordt gedaan, alleen in uitzonderlijke situaties toepassing kan vinden. Om een Wajong-uitkering buiten Nederland te kunnen voortzetten, moet er een noodzaak voor wonen buiten Nederland bestaan op gronden die objectief en dwingend van aard zijn. De psychiater heeft geen medische argumenten aangedragen waarom appellant de voor hem veilige omgeving alleen buiten Nederland zal kunnen vinden. De KNO-arts heeft enkel de verwachting uitgesproken dat appellant in een warmer klimaat minder klachten op KNOgebied zal ondervinden en dat is onvoldoende. De KNO-klachten zijn ook niet de reden van zijn arbeidsongeschiktheid. Aan de juistheid van dit standpunt van de verzekeringsarts bezwaar en beroep bestaat geen twijfel. Daarom is er geen grond om een onafhankelijk deskundige in te schakelen.
4.5.
Uit 4.2 en 4.3 volgt dat het hoger beroep niet slaagt en de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.P.M. Zeijen, in tegenwoordigheid van D.S. Barthel als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 3 juni 2021.
(getekend) J.P.M. Zeijen
(getekend) D.S. Barthel