ECLI:NL:CRVB:2021:1323

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
26 mei 2021
Publicatiedatum
3 juni 2021
Zaaknummer
18/4644 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Schadevergoedingsuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep intrekking en proceskostenvergoeding na tegemoetkoming door Uwv

In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. Klaassen, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. Het hoger beroep werd ingetrokken omdat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) in een brief van 24 augustus 2020 volledig aan de bezwaren van appellante tegemoet is gekomen. De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat er geen te vergoeden bezwaarkosten zijn, maar heeft het Uwv wel veroordeeld in de proceskosten die appellante heeft moeten maken in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep. De Raad heeft de proceskosten begroot op € 2.136,-, bestaande uit kosten in zowel beroep als hoger beroep. Appellante kan zich voor vergoeding van het betaalde griffierecht rechtstreeks tot het Uwv wenden. De uitspraak is gedaan op 26 mei 2021 en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Datum uitspraak: 26 mei 2021
18/4644 ZW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van
5 juli 2018, 17/4963 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante stichting] te [vestiginsplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. Klaassen, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 juli 2020. Appellante is vertegenwoordig door mr. Klaassen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. K. Affia.
De Raad heeft het onderzoek ter zitting geschorst en het Uwv verzocht om een nader onderzoek.
Bij brief van 24 augustus 2020 is het Uwv geheel aan de bezwaren van appellante tegemoetgekomen.
Bij faxbericht van 26 november 2020 heeft mr. Klaassen namens appellante het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Namens appellante is het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv met de brief van
24 augustus 2020 volledig aan de bezwaren van appellante tegemoet is gekomen.
Voor te vergoeden bezwaarkosten is de Raad niet gebleken. De Raad ziet aanleiding het Uwv te veroordelen in de kosten die appellante in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken.
De proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op
€ 1.068,- in beroep (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en
1 punt voor het verschijnen te zitting) en € 1.068,- in hoger beroep (1 punt voor het indienen van het hogerberoepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting).
Voor vergoeding van het betaalde griffierecht kan appellante zich rechtstreeks tot het Uwv wenden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep veroordeelt het Uwv in de kosten van appellante tot een bedrag van € 2.136,-.
Deze uitspraak is gedaan door J.P.M. Zeijen, in tegenwoordigheid van H. Alajai als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 26 mei 2021.
(getekend) J.P.M. Zeijen
(getekend) H. Alajai