ECLI:NL:CRVB:2021:1310

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
31 mei 2021
Publicatiedatum
3 juni 2021
Zaaknummer
18/5149 Wajong
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking hoger beroep Wajong na tegemoetkoming door Uwv

In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. A.E.L.T. Balkema, hoger beroep ingesteld tegen een beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het hoger beroep was gericht tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 22 augustus 2018. Tijdens de zitting op 2 september 2020 heeft de Raad het onderzoek geschorst en het Uwv verzocht om nader onderzoek te doen. Op 30 november 2020 heeft het Uwv een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarmee het volledig tegemoetkwam aan de bezwaren van appellante. Hierop heeft appellante op 7 december 2020 het hoger beroep ingetrokken en verzocht om proceskostenvergoeding.

De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat, aangezien het Uwv volledig aan de bezwaren van appellante tegemoet is gekomen, het hoger beroep kon worden ingetrokken. De Raad heeft vervolgens de proceskosten van appellante in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep beoordeeld. De kosten zijn begroot op € 1.068,- voor zowel de beroepsprocedure als de hoger beroepsprocedure, wat resulteert in een totaalbedrag van € 2.136,-. De Raad heeft het Uwv veroordeeld in deze kosten, met de opmerking dat appellante zich voor vergoeding van het griffierecht rechtstreeks tot het Uwv kan wenden.

De uitspraak is gedaan door S.B. Smit-Colenbrander, in tegenwoordigheid van griffier H. Alajai, en is openbaar uitgesproken op 31 mei 2021.

Uitspraak

Datum uitspraak: 31 mei 2021
18/5149 WAJONG
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van
22 augustus 2018, 18/1315 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. A.E.L.T. Balkema, advocaat hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 september 2020. Voor appellante is mr. Balkema verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. W.J. Belder.
De Raad heeft het onderzoek ter zitting geschorst en het Uwv verzocht om nader verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek te doen.
Het Uwv heeft bij besluit van 30 november 2020 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Bij brief van 7 december 2020 heeft mr. Balkema namens appellante het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Onder toepassing van artikel 8:64, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een nader onderzoek ter zitting achterwege gebleven. Vervolgens is het onderzoek met toepassing van artikel 8:57, derde lid, van de Awb gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Namens appellante is het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 30 november 2020 volledig aan de bezwaren van appellante tegemoet is gekomen.
Aangezien het Uwv reeds heeft besloten tot vergoeding van de gemaakte kosten in de bezwaarfase, moet de Raad nog slechts oordelen over de in beroep en in hoger beroep gemaakte kosten.
De Raad ziet aanleiding het Uwv te veroordelen in de kosten die appellante in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken.
De proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op
€ 1.068,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting) in beroep en € 1.068,- (1 punt voor het indienen van het hogerberoepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting) in hoger beroep voor verleende rechtsbijstand. Ten aanzien van de geclaimde kosten voor de reactie na zitting oordeelt de Raad dat deze op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht niet voor vergoeding in aanmerking komen.
Voor vergoeding van het betaalde griffierecht kan appellante zich rechtstreeks tot het Uwv wenden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep veroordeelt Uwv in de kosten van appellante tot een bedrag van € 2136,- te betalen.
Deze uitspraak is gedaan door S.B. Smit-Colenbrander, in tegenwoordigheid van H. Alajai als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 31 mei 2021.
(getekend) S. B. Smit-Colenbrander
(getekend) H. Alajai