ECLI:NL:CRVB:2021:1294
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging WIA-uitkering op basis van onjuiste medische grondslag en psychische klachten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 mei 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de beëindiging van zijn WIA-uitkering door het Uwv. Appellant, die eerder als postbode werkte, had zich in 2010 ziek gemeld met rug- en psychische klachten. In 2012 werd hem een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend, maar deze werd in 2016 beëindigd op basis van een rapport van een verzekeringsarts. Appellant was het niet eens met deze beslissing en stelde dat onvoldoende rekening was gehouden met zijn psychische klachten. De rechtbank Rotterdam had het beroep van appellant ongegrond verklaard, maar in hoger beroep heeft de Raad psychiater E. van Duijn benoemd als deskundige. Deze deskundige concludeerde dat appellant op de datum in geding, 26 oktober 2016, leed aan een chronisch psychotische stoornis, te classificeren als schizofrenie, met aanzienlijke beperkingen in zijn functioneren. De Raad oordeelde dat het Uwv ten onrechte de beperkingen van appellant niet had erkend en vernietigde de eerdere uitspraak en het bestreden besluit. Het Uwv moet nu opnieuw beslissen op het bezwaar van appellant, waarbij de beperkingen in een aangepaste FML moeten worden weergegeven. Tevens werd het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 2.670,-.