ECLI:NL:CRVB:2021:1282
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid en medische beoordeling
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 mei 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om haar geen WIA-uitkering toe te kennen. Appellante, die eerder als horecamedewerkster werkte, heeft zich in 2005 ziek gemeld vanwege psychische klachten. Na verschillende beoordelingen is zij steeds als minder dan 35% arbeidsongeschikt beoordeeld, wat haar uitsloot van een WIA-uitkering. De rechtbank Oost-Brabant had eerder het beroep van appellante tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, en appellante ging hiertegen in hoger beroep.
De Raad oordeelde dat het Uwv op goede gronden heeft geweigerd appellante in aanmerking te brengen voor een WIA-uitkering. De medische beoordeling door het Uwv werd als zorgvuldig en adequaat beschouwd. Appellante had in hoger beroep herhaald dat haar beperkingen waren onderschat en dat zij niet in staat was de geduide functies te verrichten. De Raad concludeerde echter dat de door het Uwv geselecteerde functies geschikt waren, omdat er voldoende rekening was gehouden met de beperkingen van appellante. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een deskundige benoeming, aangezien de medische informatie geen twijfel deed rijzen over de vastgestelde beperkingen.
De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige medische beoordeling in het kader van arbeidsongeschiktheid en de criteria die daarbij gehanteerd worden. De Raad heeft de argumenten van appellante niet gevolgd en de beslissing van het Uwv bevestigd, waarmee de weigering van de WIA-uitkering in stand bleef.