ECLI:NL:CRVB:2021:1277
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens niet tijdig betalen griffierecht
In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. D. Rezaie, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 30 januari 2020. De Centrale Raad van Beroep heeft op 1 juni 2021 uitspraak gedaan in deze zaak, geregistreerd onder nummer 20/1024 PW. De Raad heeft vastgesteld dat het griffierecht van € 131,- niet binnen de gestelde termijn is betaald. Appellante is herhaaldelijk gewezen op de verplichting tot betaling van het griffierecht, zowel in een brief van 22 april 2020 als in een aangetekende brief van 23 mei 2020. In deze brieven werd duidelijk gemaakt dat het griffierecht uiterlijk 28 dagen na de verzending van de eerste brief en binnen vier weken na de tweede brief moest zijn bijgeschreven op de aangegeven bankrekening of contant moest worden betaald op het bezoekadres van de Raad. Aangezien het griffierecht niet tijdig is voldaan, heeft de Centrale Raad van Beroep geoordeeld dat het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en kan door belanghebbenden en het bestuursorgaan worden aangevochten binnen zes weken na verzending van het afschrift van de uitspraak.