ECLI:NL:CRVB:2021:1247
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bezwaarschrift niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding in sociale zekerheidszaak
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 mei 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland. De appellante, die sinds 12 mei 2016 bijstand ontving op grond van de Participatiewet, had bezwaar gemaakt tegen besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Arnhem. Deze besluiten betroffen de herziening van bijstand over een bepaalde periode, de terugvordering van bijstandsbetalingen en de intrekking van bijstand. Het college verklaarde het bezwaar van appellante niet-ontvankelijk omdat zij te laat had gereageerd, namelijk pas op 14 september 2018, terwijl de termijn voor bezwaar op 20 mei 2018 was verstreken. Appellante was op het moment van haar aanhouding door de politie gedetineerd en stelde dat zij hierdoor niet in staat was om tijdig bezwaar te maken.
De Raad oordeelde dat, hoewel de termijnoverschrijding slechts vier dagen betrof, dit niet voldoende was om de termijnoverschrijding als verschoonbaar te beschouwen. De Raad concludeerde dat appellante, ondanks haar detentie, in staat had moeten zijn om contact op te nemen met een belangenbehartiger. De zorgen over haar moeder en kinderen, hoewel begrijpelijk, maakten de termijnoverschrijding niet verschoonbaar. De Raad bevestigde de beslissing van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.