ECLI:NL:CRVB:2021:1215
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijstand op basis van niet controleerbare inkomsten en schending inlichtingenverplichting
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant, waarin de aanvraag om bijstand op grond van de Participatiewet is afgewezen. Appellanten, een echtpaar, hebben op 20 oktober 2017 een aanvraag ingediend voor bijstand naar de norm voor gehuwden, met als gewenste ingangsdatum 19 juli 2017. Het college van burgemeester en wethouders van Helmond heeft de aanvraag afgewezen, omdat appellanten de inlichtingenverplichting hebben geschonden. Dit zou blijken uit het feit dat appellant meer uren werkte dan opgegeven en contant werd betaald, waardoor zijn inkomsten niet controleerbaar waren.
De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat appellanten niet voldoende duidelijkheid hebben verschaft over de omvang van de door appellant verrichte werkzaamheden en de herkomst van de op hun bankrekeningen gestorte bedragen. De Raad oordeelt dat de aanwezigheid van appellant op zijn werkplek tijdens reguliere arbeidsuren de veronderstelling rechtvaardigt dat hij gedurende die uren op geld waardeerbare arbeid verrichtte. Appellanten hebben niet aangetoond dat zij voldeden aan de voorwaarden voor bijstand, en de Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
De uitspraak benadrukt het belang van transparantie en controleerbaarheid van inkomsten bij aanvragen voor bijstand. De Raad concludeert dat het hoger beroep niet slaagt en bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank, zonder veroordeling in proceskosten.