ECLI:NL:CRVB:2021:1194
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de weigering van een WIA-uitkering op basis van medische beoordeling en geschiktheid van geselecteerde functies
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om haar een WIA-uitkering toe te kennen. Appellante, die zich op 17 juni 2015 ziekmeldde met psychische en lichamelijke klachten, had een aanvraag ingediend op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Het Uwv weigerde de uitkering met ingang van 14 juni 2017, omdat appellante minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. De rechtbank Rotterdam verklaarde het beroep van appellante tegen deze beslissing ongegrond, waarna zij in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig is uitgevoerd. De verzekeringsarts heeft vastgesteld dat appellante belastbaar is, rekening houdend met haar beperkingen zoals vastgelegd in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML). De rechtbank heeft overwogen dat er geen reden is om de medische beoordeling van het Uwv voor onjuist te houden. Appellante voerde aan dat het medisch onderzoek niet zorgvuldig was en dat haar klachten niet goed waren ingeschat, maar de Raad onderschrijft de conclusies van de rechtbank. De geselecteerde functies zijn passend voor appellante, en er zijn geen aanwijzingen dat de verzekeringsartsen onvoldoende informatie hebben gehad om hun oordeel te onderbouwen.
De Centrale Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep van appellante af. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten, en de uitspraak wordt openbaar gedaan op 19 mei 2021.