Uitspraak
19 87 WIA
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade af.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 mei 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om hem een WIA-uitkering toe te kennen. Appellant, die zich op 25 september 2015 ziek meldde met heupklachten, had eerder een aanvraag ingediend op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Het Uwv had vastgesteld dat appellant met ingang van 22 september 2017 minder dan 35% arbeidsongeschikt was, en weigerde daarom de uitkering. De rechtbank Den Haag had het beroep van appellant tegen deze beslissing ongegrond verklaard, waarna appellant in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de belastbaarheid van appellant zoals vastgesteld door het Uwv. De rechtbank had terecht geoordeeld dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen objectieve onderbouwing was voor de gestelde toename van klachten. Appellant had ook geen medische informatie overgelegd die zijn psychische beperkingen onderbouwde. De Raad bevestigde dat de geselecteerde functies medisch geschikt waren voor appellant, en dat het niet beheersen van de Nederlandse taal geen belemmering vormde voor het uitvoeren van deze functies.
De Raad concludeerde dat het hoger beroep van appellant niet slaagde en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. Het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen, evenals de proceskostenvergoeding. De uitspraak werd openbaar gedaan op 17 mei 2021.