ECLI:NL:CRVB:2021:1185
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering terug te komen van besluit tot intrekken en terugvordering AIO-aanvulling; geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellanten tegen de beslissing van de Sociale verzekeringsbank (Svb) om niet terug te komen van een eerder besluit tot intrekking van de AIO-aanvulling. Appellanten ontvangen sinds 1 oktober 2007 AIO-aanvulling, maar de Svb heeft in 2015 besloten deze in te trekken op basis van een onderzoek naar hun vermogen in Turkije. Appellanten hebben verzocht om herziening van dit besluit, maar de Svb heeft dit verzoek afgewezen, omdat er geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden waren die een herziening rechtvaardigden. De rechtbank heeft het beroep van appellanten tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.
In hoger beroep hebben appellanten aangevoerd dat de Svb hen discriminatoir heeft behandeld door hen te selecteren voor een onderzoek naar vermogen in het buitenland. De Raad voor de Rechtspraak heeft echter geoordeeld dat de Svb zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn die een herziening van het besluit rechtvaardigen. De Raad heeft vastgesteld dat het onderzoek naar vermogen is gestart op basis van objectieve feiten, namelijk het langdurige verblijf van appellanten in Turkije. De stelling van appellanten dat het besluit onmiskenbaar onjuist is vanwege discriminatoire behandeling, is door de Raad verworpen, omdat deze stelling feitelijke grondslag mist.
De Raad heeft geconcludeerd dat het hoger beroep niet slaagt en de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigt. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.