Uitspraak
18.2723 WIA, 18/4582 WIA, 19/4601 WIA
OVERWEGINGEN
29 mei 2019 geconcludeerd dat er geen aanleiding is voor een ander oordeel over de in de FML vastgestelde beperkingen per datum in geding (13 mei 2016). De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in het rapport van 9 oktober 2019 geconcludeerd dat drie van de vijf geselecteerde functies niet langer gehandhaafd kunnen blijven. Omdat er te weinig SBCcodes resteren is een extra SBC-code geselecteerd. Dit heeft ertoe geleid dat de mate van arbeidsongeschiktheid per 13 mei 2016 is vastgesteld op 53,45% en de resterende verdiencapaciteit op € 837,41 per maand. Dit betekent dat appellant per die datum alsnog recht heeft op een loongerelateerde vervolguitkering en dat de WGA-vervolguitkering ten onrechte is beëindigd per 8 mei 2017. Het Uwv heeft daarom op 11 oktober 2019 (bestreden besluit 3) een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarbij het bezwaar van appellant gegrond is verklaard en bestreden besluit 2 is ingetrokken. Het primaire besluit van 30 september 2016 is herroepen, voor zover dit de mate van arbeidsongeschiktheid en de resterende verdiencapaciteit betreft. Verder is beslist dat bestreden besluit 3 in plaats komt van bestreden besluit 1.
BESLISSING
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het beroep tegen de bestreden besluiten van 7 maart 2017 en 20 juli 2018 gegrond en vernietigt deze besluiten;
- verklaart het beroep tegen het bestreden besluit 11 oktober 2019 ongegrond;
- veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 3.204,-;
- bepaalt dat het Uwv het door appellante in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht