Uitspraak
20.2546 WAO
OVERWEGINGEN
BESLISSING
van € 131,- voldoet.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 mei 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 11 juni 2020. Appellant had hoger beroep ingesteld tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) dat zijn uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) had herzien en verlaagd. De rechtbank had het beroep van appellant gegrond verklaard en het Uwv opgedragen een nieuw besluit te nemen. Het Uwv heeft vervolgens op 8 september 2020 een nieuw besluit genomen, waarbij het bezwaar van appellant alsnog gegrond werd verklaard en appellant per 14 december 2017 volledig arbeidsongeschikt werd geacht.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat er geen procesbelang meer bestond voor appellant, aangezien het Uwv inmiddels een nieuw besluit had genomen dat in lijn was met de wensen van appellant. Hierdoor werd het hoger beroep van appellant niet-ontvankelijk verklaard. De Raad oordeelde echter dat het Uwv wel moest worden veroordeeld in de proceskosten van appellant, die op € 534,- werden vastgesteld. Tevens werd bepaald dat het Uwv het door appellant betaalde griffierecht van € 131,- moest vergoeden. De uitspraak werd gedaan door J. Brand, in tegenwoordigheid van griffier L.R. Kokhuis, en werd openbaar uitgesproken op 12 mei 2021.