In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 mei 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de begroting van immateriële schadevergoeding op grond van psychisch letsel. Appellante, die een uitkering ontvangt op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA), had een woonkostentoeslag aangevraagd. Na een langdurig en rommelig besluitvormingstraject, waarin het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam Ferm Werk herhaaldelijk onzorgvuldig handelde, werd uiteindelijk een hogere woonkostentoeslag vastgesteld dan eerder was toegekend. Appellante had in eerste instantie een schadevergoeding van € 6.000,- gevraagd, maar de rechtbank kende haar slechts € 500,- toe voor immateriële schade. Appellante ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.
De Raad oordeelde dat de rechtbank de immateriële schade van appellante te laag had begroot. De Raad erkende dat er sprake was van geestelijk letsel als gevolg van de onrechtmatige besluitvorming en dat de handelwijze van het dagelijks bestuur zeer onzorgvuldig was geweest. De Raad kwam tot de conclusie dat een vergoeding van € 750,- billijk was, rekening houdend met de ernst van het letsel en de omstandigheden van de zaak. De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd voor zover deze was aangevochten, en het dagelijks bestuur werd veroordeeld tot betaling van de hogere schadevergoeding aan appellante.