ECLI:NL:CRVB:2021:1140
Centrale Raad van Beroep
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag tot erkenning als burger-oorlogsslachtoffer op basis van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 mei 2021 uitspraak gedaan in het geding tussen een appellant en de Pensioen- en Uitkeringsraad. De appellant had bezwaar gemaakt tegen een besluit van 28 oktober 2001, waarin zijn aanvraag voor erkenning als burger-oorlogsslachtoffer op basis van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo) was afgewezen. De Raad oordeelde dat er geen sprake was van blijvende invaliditeit in de zin van de Wubo, en dat de psychische klachten van de appellant niet konden worden toegeschreven aan oorlogsgeweld. De appellant had in 2020 opnieuw verzocht om herziening van de eerdere afwijzing, maar dit verzoek werd afgewezen omdat er geen nieuwe feiten of gegevens waren aangedragen die aanleiding gaven om de eerdere besluiten te herzien. De Raad benadrukte dat de beoordeling van de aanvragen onder de Wubo discretionair is en dat de appellant niet kon aantonen dat hij persoonlijk en direct betrokken was bij de gebeurtenissen die onder de Wubo vallen. De Raad concludeerde dat het bestreden besluit in stand bleef, en dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.